Leesvaardigheid: Feiten, meningen en argumenten

Feiten, meningen
en argumenten
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Feiten, meningen
en argumenten

Slide 1 - Slide

Aan het eind van de les:
  • Je weet wat een feit is
  • Je weet wat een mening is
  • Je weet wat een argument is
  • Je kan een feit/mening/argument herkennen
Belangrijk omdat:
  • Nederlands examen
  • Feiten en meningen kunnen herkennen in het dagelijks leven.
    > Weten wat ''echt'' is.
  • Iedereen recht heeft op een eigen mening, maar het belangrijk om deze mening op een respectvolle manier te uiten. (Ook op het internet!)

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
  • Je kunt de volgende termen uitleggen; mening, feit, argument, conclusie
  • Je kent de signaalwoorden die horen bij de termen; mening, feit, argument, conclusie

Slide 3 - Slide

Feiten
  • Uitspraak over iets wat waar is of niet
  • Een feit is controleerbaar

Voorbeeld
De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt 50 euro kleedgeld per maand.
> Je kunt controleren of dit waar is. > Zoeken in de krant, op internet.

Slide 4 - Slide

Meningen
  • Wat iemand ergens van vindt
  • Een mening is niet controleerbaar
  • Je kunt het eens of oneens zijn met een mening
  • Je herkent een mening aan signaalwoorden: 

    Voorbeeld 

     Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen
  • Ik vind dat..
  • Zij/hij vindt dat..
  • Ik ben van mening dat..

Slide 5 - Slide

Argumenten
  • Een argument is een uitleg waarmee je een mening ondersteunt.
  • Je herkent een argument aan signaalwoorden:



    Voorbeeld

    Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zijn met geld omgaan (argument)
  • Want
  • Namelijk
  • Omdat
  1. Ik vind dit, omdat...
  2. Zij vindt dat, want...

Slide 6 - Slide

Alle jongeren zijn lui
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 7 - Quiz

Dit weekend was het warmste weekend sinds de metingen.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 8 - Quiz

Omdat ik een goed cijfer wil halen, maak ik mijn huiswerk.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 9 - Quiz

Stelling: Een leerling mag zelf weten wat hij tijdens de Nederlands les doet
1 minuut de tijd:
  • Denk na over je mening en noem minimaal 1 argument
  • Gebruik de signaalwoorden
timer
1:00

Slide 10 - Slide

Wat weet je nu?
  • Feit: Is controleerbaar
  • Mening: Wat iemand vindt, niet controleerbaar
  • Argument: Onderbouwt een mening

Signaalwoorden
  • Mening: Ik vind, hij/zij vindt, Ik ben van mening dat..
  • Argument: want, namelijk, omdat
  • Conclusie: dus, concluderend, dat betekent dat... 


Slide 11 - Slide

Wat vond je van deze les? (Mening :-))
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

Uitleg
Feit = staat vast


Mening = persoonlijk, wat iemand ergens van vindt

Argument = uitleg waarom je iets vindt of waarom iets zo is

Conclusie = herhalen van mening/feiten en argumenten

Slide 13 - Slide

Signaalwoorden


Slide 14 - Slide

Feit
Mening
Er zijn 22 soorten aasgieren
De winter begint op 21 december.
Hij komt altijd op de fiets
Dat was een spannende film
Ik vind de zomer veel leuker
Zij vindt friet het allerlekkerst

Slide 15 - Drag question

Mensen kunnen door de oorlog in Oekraïne de hoge gasrekening amper betalen
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 16 - Quiz

Even oefenen 
Schrijf van de volgende zinnen, de argumenten op. 

  1. Ik vind geel een mooie kleur, want als ik die kleur zie word ik vrolijk. 
  2. Omdat hij een mooie stem heeft, vind ik de muziek van Frans Bauer leuk! 
  3. Zij vind het leuk om te sporten, want dan kan ze haar energie kwijt.


Slide 17 - Slide

Even oefenen (antwoorden)
Schrijf van de volgende zinnen, de argumenten op. 

  1. Ik vind geel een mooie kleur, want als ik die kleur zie word ik vrolijk
  2. Omdat hij een mooie stem heeft, vind ik de muziek van Frans Bauer leuk! 
  3. Zij vind het leuk om te sporten, want dan kan ze haar energie kwijt.


Slide 18 - Slide