Spelling hoofdstuk 1 (les 2) en test jezelf 1.7

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je iPad (dicht)
  • je leerwerkboek
  • je leesboek
  • je schrift
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je iPad (dicht)
  • je leerwerkboek
  • je leesboek
  • je schrift

Slide 1 - Slide

Planning
  • Lezen
  • Huiswerk bespreken
  • 1.9 uitleg leestekens
  • Werkmoment 1
  • Uitleg fictieopdracht
  • Werkmoment 2
  • Afsluiten van de les

Slide 2 - Slide

timer
10:00

Slide 3 - Slide

Huiswerk bespreken
Paragraaf 1.9 pagina 71: opdracht 1, 4, 5, 6.

Wissel je boek met je buurmens.
Hoeveel vragen heeft je buur goed?
Heb je een tip/top voor je buur?


timer
4:00

Slide 4 - Slide

Leerdoelen 1.9 spelling
  • Je kunt tegenwoordige en verleden tijd van een werkwoord goed spellen.
  • Je kunt de leestekens: dubbele punt en aanhalingstekens goed gebruiken.
  • Je kunt de twintig dictee woorden goed spellen. 

Slide 5 - Slide

Hoofdletter, punt, vraagteken, uitroepteken
elke zin begint met een hoofdletter en eindigt meestal met een punt dit is handig omdat je dan tenminste weet welke woorden van de zin bij elkaar horen anders kan het een wirwar van woorden worden soms staat er een vraagteken of uitroepteken aan het einde van de zin in plaats van een punt dan weet je beter wat de schrijver bedoelt ben je het daarmee eens of vond je deze tekst wel prettig lezen zo zonder leestekens

Slide 6 - Slide

komma (p. 74)
Een komma gebruik je:

1 bij een opsomming
Meng de komkommer met de sla, de tomaten, de uitjes en de dressing.
 2 tussen twee of meer bijvoeglijke naamwoorden
Daar staat een mooie, rode, snelle raceauto.
3 tussen twee persoonsvormen
Als je klaar bent, mag je het gerecht opeten.

Slide 7 - Slide

dubbele punt (p. 75)
  • bij een opsomming
Ik koop altijd het volgende: een peer, een banaan en een appel.
  • bij een voorbeeld of een uitleg
Je kunt kiezen: je doet mee of je krijgt ruzie.
  • bij een citaat
De coach zegt:  'Meedoen is belangrijker dan winnen.'

Slide 8 - Slide

aanhalingstekens (p. 75)
1. Als je precies opschrijft  zoals iemand het heeft gezegd (direct citaat).
2.Als je een stukje uit een tekst letterlijk overneemt.
3.Als je een woord bijzondere aandacht wilt geven.
                                           

.

Slide 9 - Slide

voorbeelden
1. De coach zei: 'We gaan een nieuwe tactiek toepassen in de wedstrijd.'
 
2. In de krant stond: 'VVD, D66 en CDA willen tientallen miljarden lenen voor stikstofproblemen'.
  
3. Mooie 'vriend' ben jij!

Let op! Niet bij een gedachte: Ik dacht: laat ik vandaag mijn jas aan doen.

Slide 10 - Slide

Instructie
  • Werk alleen, maak de opdrachten in je boek.
  • Je kijkt zelf na: studiewijzer op Magister.
  • Weet je iets niet? 
  1. Lees de theorie: overzicht pagina 72 en 234.
  2. Overleg zachtjes met je buur.
  3. Vraag het mij.

Slide 11 - Slide

Maken
Paragraaf 1.9
  • Maak opdracht  8, 10 en 11.
  • Kijk zelf goed na.

Af? Maak  Test Jezelf van 1.7

Slide 12 - Slide

timer
5:00

Slide 13 - Slide

Fictietaak

Slide 14 - Slide

Uitleg fictieopdracht
  • Je vindt de opdracht in Magister.
  • Je maakt een mindmap bij je gelezen boek.
  • Het moet op 8 november ingeleverd zijn.
  • Je maakt het op A3 papier.
  • Kijk goed naar de punten voor beoordeling.
  • Het boek is minimaal een C-boek/niveau 1. 

Slide 15 - Slide

Genres in jeugdliteratuur
hier-en-nu-verhalen
historische verhalen
oorlogsverhalen
andere culturen
detectiveverhalen
sprookjes fantasieverhalen griezelverhalen sciencefiction dierenverhalen

Slide 16 - Slide

Maken
Paragraaf 1.9
  • Maak opdracht  8, 10 en 11.
  • Kijk zelf goed na.

Af? Maak  Test Jezelf van 1.7

Slide 17 - Slide

Afsluiting
  • Huiswerk volgende les staat in Magister.
  • We bespreken wat je voor de toets op woensdag 5 oktober moet kunnen en weten.

Slide 18 - Slide