les 1 Sociaal netwerk en participatie

Werkproces 6 

onderdeel: 

Sociaal netwerk en participatie

1 / 20
next
Slide 1: Slide
WP 6 Sociaal netwerk en participatieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 20 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Werkproces 6 

onderdeel: 

Sociaal netwerk en participatie

Slide 1 - Slide

Weekplanning:
Week 1 t/m 4: Sociaal netwerk en participatie



Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Vandaag:
 - Opdracht begrippen + uitleg
- Wet Maatschappelijke ondersteuning
- Beroepshouding van de verzorgende
- Stellingen 

Slide 4 - Slide

Beantwoord de vragen:
  1. Wat is het verschil tussen zelfstandigheid en zelfredzaamheid 
  2. Waarom is de zelfstandigheid van zorgvragers zo belangrijk? Noem vier redenen. 
  3. Wat wordt bedoeld met eigen kracht? 
  4. Wat wordt bedoeld met zelfregie volgens jou?
  5. Wat wordt bedoeld met samenredzaamheid volgens jou?
  6. Wat wordt bedoeld met participatie?

Geef bij elk antwoord een voorbeeld vanuit de stage.

Slide 5 - Slide

Begrippen 
Zelfredzaamheid: Het vermogen om je in het leven zelf te redden.  
Eigen kracht: Je talenten en je mogelijkheden om zelf oplossingen te bedenken voor situaties.

Zelfregie: Zelf richting geven aan je leven, ook wanneer je een beroep op anderen moet doen om zelfredzaam te kunnen zijn.  

Samenredzaamheid: Het vermogen om je in het leven zelf te redden met hulp van mensen in jouw netwerk.  
Participatie:  Behoeften en wensen van cliënten op het gebied van dagelijkse bezigheden en (belangrijke) contacten.




Slide 6 - Slide

Zelfregie: zelf richting geven aan het leven.  

In welke situatie bepaal jij zelf wat je doet?
  • Denk aan: financiën, kleding, uitgaan, eten, zorgverzekering, sport, huishouding. 

Schrijf dit op en beantwoord vervolgens de vragen: 

Kracht: Welke kwaliteiten heb ik hiervoor nodig? 
Drijfveren: Welke motivatie heb ik hiervoor? 
Zeggenschap: In hoeverre kan ik dit zelf beslissen? 
Netwerk/participatie: Wie in mijn omgeving heb ik hiervoor nodig?

Slide 7 - Slide

Begrippen zelfregie 
Kracht: Benadruk de kwaliteiten en mogelijkheden van mensen 

Drijfveren: Ga uit van de drijfveren en motivatie van mensen.  

Zeggenschap: Laat mensen zelf beslissen hun leven en over eventuele professionele ondersteuning.  

Met het netwerk/participatie: Laat mensen niet alles zelf doen, maar zorg voor voortdurende interactie met het eigen sociale netwerk. Je kunt voor elkaar van betekenis zijn. 

Slide 8 - Slide

Pak je telefoon en zoek op:

Wat is de WMO? 



timer
10:00

Slide 9 - Slide

Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)
De uitgangspunten:

  • Ondersteun de eigen kracht, de eigen regie van burgers (met beperkingen). 
  • Benut en ondersteun het netwerk/de mantelzorgers.
  • Benut en ondersteun vrijwilligers.
  • Zet zo min mogelijk professionele ondersteuning in.

Slide 10 - Slide

WMO

Slide 11 - Slide

Wat vraagt dit van jou?
Jouw basishouding: 

- De wensen en behoeften van de cliënt zijn jouw uitgangspunt.
- Je gaat uit van mogelijkheden. 

- Je kijkt verder dan je cliënt alleen. Je kijkt ook naar de mogelijkheden van:
          - Het netwerk van de cliënt
          - De initiatieven en voorzieningen in de buurt


Slide 12 - Slide

Wat vraagt dit van jou?
Jouw kwaliteiten:

- Je herkent en erkent de eigen kracht van de cliënt en je helpt de cliënt deze te benutten. 

- Je brengt het eigen netwerk van de cliënt in kaart en samen bepalen jullie hoe dit netwerk te benutten.
 
- Je betrekt vrijwilligers en brengt ze in contact met de cliënt en mantelzorger. 

- Je stemt goed af met de cliënt en mantelzorger.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Hoe zouden jullie hiermee omgaan?

Slide 15 - Slide

Stellingen:

Slide 16 - Slide

‘Mensen kunnen veel meer zelf dan we (en zijzelf) denken.’ 

Groen = eens
Rood = oneens 

Slide 17 - Slide


‘Mensen die ondersteuning nodig hebben, moeten deze zoveel mogelijk van familie, vrienden of buren krijgen.’



Groen = eens 
Rood = oneens 

Slide 18 - Slide

‘Iemand die ondersteuning nodig heeft, kan vrijwel altijd samen met zijn persoonlijke netwerk passende oplossingen bedenken.’

 




Groen = eens
Rood = oneens 

Slide 19 - Slide

‘Het is goed dat de overheid verwacht dat mensen meer voor elkaar zorgen.’




Groen = eens
Rood = oneens 

Slide 20 - Slide