Past Simple

Past Simple
Verleden tijd

1 / 13
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Past Simple
Verleden tijd

Slide 1 - Slide

Past Simple
Wanneer gebruik je deze tijd?

Verleden tijd 
Iets is in het verleden gebeurd en afgelopen

Slide 2 - Slide

Hoe maak je deze tijd?


1. WW   +   -ED

Slide 3 - Slide

1. She (walk...) to school yesterday.


1. Vond het plaats in de verleden tijd en is het nu afgelopen?

2. Werkwoord stam +  -ed

Slide 4 - Slide

1. She walked to school yesterday.


1. Vond het plaats in de verleden tijd en is het nu afgelopen?

2. Werkwoord stam +  -ed

Slide 5 - Slide

1. I .... to have a dog when I was young.
A
want
B
wanted
C
am wanting

Slide 6 - Quiz

2. Yesterday I .... television.
A
watches
B
watch
C
watched

Slide 7 - Quiz

3. He ... the window without permission from the teacher.
A
opens
B
opened
C
opend

Slide 8 - Quiz

Hoe maak je deze tijd?


1. WW   +   -ED

Slide 9 - Slide

Onregelmatige werkwoorden
1. My guest went home really late last night.
go wordt went

2. Jack hit him in the head an hour ago.
hit blijft hit

3. I found my keys under the couch.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video