NOVA H4.4 les 7 rekenen aan zoutoplossingen

4 VWO.   H4: ZOUTEN
H4.4 Rekenen aan zoutoplossingen    les 7
nodig: schrift en rekenmachine
1 / 26
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

4 VWO.   H4: ZOUTEN
H4.4 Rekenen aan zoutoplossingen    les 7
nodig: schrift en rekenmachine

Slide 1 - Slide

Deze les
  • Weet je het nog? concentratie en molariteit (Hoofdstuk 1)
  • concentratie van ionen berekenen
  • oefenen

Slide 2 - Slide

Concentratie 
- stof in een oplossing
- gas in een ruimte

Let op de eenheden: 
    mg/m3    of    kg/m3    of    g/dm3
Het mag allemaal.... als je het maar goed noteert!
c = massa stof / volume oplossing
Bereken de concentratie suiker in de oplossing in g/L

Slide 3 - Slide

Concentratie 
- stof in een oplossing
- gas in een ruimte

Let op de eenheden: 
    mg/m3    of    kg/m3    of    g/dm3
Het mag allemaal.... als je het maar goed noteert!
c = massa stof / volume oplossing
0,130L26g=200Lg
concentratie suiker = 

Slide 4 - Slide

Molariteit
= concentratie van een stof in
mol per Liter
notatie:
[C12H22O11] = 0,58 mol / L
[C12H22O11] = 0,58 mol L-1
[C12H22O11] = 0,58 M

Slide 5 - Slide

Notatie molariteit
Onthoud:
  • met [ ... ] bedoelen we altijd de concentratie van een stof in mol per Liter
  • tussen [ ....] staat de stof of het deeltje
  • mol per Liter wordt vaak afgekort tot M
  • soms hebben we het over mM, dat betekent mmol / liter.




Slide 6 - Slide

glucose (C6H12O6) oplossen
keukenzout (NaCl) oplossen
Welk verschil zie je tussen het oplossen van glucose en het oplossen van keukenzout?

Slide 7 - Slide

C6H12O(aq) 
Na+(aq) + Cl-(aq)
moleculen vallen niet uit elkaar (sterke atoombinding)
bij een goed oplosbaar zout laten de ionen elkaar los

Slide 8 - Slide

Om te weten wat de molariteit van de ionen is in een oplossing, moet je kijken naar de molverhouding in de oplosvergelijking:
NaCl(s)   -> Na+(aq)   + Cl-(aq)
1 mol         :   1 mol         :  1 mol
CaCl2(s) -> Ca2+(aq) + 2 Cl-(aq)
1 mol         :   1 mol          :  2 mol
Molariteit van ionen in zoutoplossingen

Slide 9 - Slide

voorbeeld
Je lost 1 mol natriumfosfaat op in 1,0 L water.
  • Hoeveel mol Na+ is aanwezig in de oplossing? [Na+] = .............. M
  • Hoeveel mol PO43- is aanwezig in de oplossing? [PO43-] = ..............M

Slide 10 - Slide


M = molaire massa (g/mol) gebruik je om de hoeveelheid van​ één stof om te rekenen gram < -- > mol​

Deze M is een grootheid, deze M staat altijd vóór het getal:​
M = 18,016 g/mol​





M van molariteit = mol/L 
gebruik je om de concentratie van een oplossing​ weer te geven in mol/L​

Deze M is een eenheid, deze M staat altijd achter een getal:​
[A] = 0,15 M



Let op de betekenis van de letter M:

Slide 11 - Slide

Even oefenen 
met M & M
Bereken de molariteit van de natriumionen wanneer je 4,5 gram natriumcarbonaat oplost in 50 mL water.
1. oplosvergelijking
2. molverhouding
3. gegeven / gevraagd
4 .....
timer
2:00

Slide 12 - Slide

Bereken de molariteit van de natriumionen wanneer je 4,5 gram natriumcarbonaat oplost in 50 mL water.

Slide 13 - Slide

Eigen werk
Maak een keuze welke opgaven je gaat oefenen van H4.4:
ik vind scheikunde lastig: 1 + 2 + 3 + 5
ik kan wel een beetje uitdaging aan: 4 + 5 + 6
kijk je werk altijd na


vrijdag 14-2 PO over H4.1, 4.2 en stukje 4.4

Slide 14 - Slide

4 VWO.   H4: ZOUTEN
H4.4 Rekenen aan zoutoplossingen    les 7
nodig: schrift en rekenmachine

Slide 15 - Slide

Deze les
  • Startvraag : H4.4 opgave 6
  • Samen met de klas maken: opgave 8
  • Zelf: opgave 7 + 10

Slide 16 - Slide

Zouten en moleculaire stoffen hebben invloed op het smelt- en kookpunt van de oplossing. 
Zuiver water bevriest bijvoorbeeld bij 0o C, maar zeewater pas bij veel lagere temperaturen. 

De kookpuntsverhoging van een stof is evenredig met het aantal opgeloste deeltjes
 Rangschik 0,1 M oplossingen van de volgende stoffen naar toenemend kookpunt:

Al(NO3)3
Mg(NO3)2 
NaNO3
(NH2)2CO 


timer
2:00

Slide 17 - Slide

H4.4 opgave 8
Bereken de molariteit van de ionen in de volgende oplossingen in mol/L:
  •  0,203 M magnesiumsulfaat-oplossing 
  • 0,150 M natriumfluoride-oplossing.  


  
timer
3:00

Slide 18 - Slide

H4.4 opgave 8
Bereken de molariteit van de ionen in de volgende oplossingen in mol/L:
  •  0,203 M magnesiumsulfaat-oplossing 
  • 0,150 M natriumfluoride-oplossing.  

            MgSO4 (s) -> Mg2+ (aq) + SO42-(aq)                 [Mg2+(aq)] = 0,203 M  en [SO42-(aq)] = 0,203 M
molverhouding 1  :     1                :      1
            
            NaF (s) -> Na+ (aq) + F-(aq)                                      [Na+(aq)] = 0,150 M en [F-(aq)] = 0,150 M
molverhouding 1  :     1       :       1

  
timer
3:00

Slide 19 - Slide

H4.4 opgave 8
Bereken de molariteit van de ionen in de volgende oplossingen in mol/L:
  •  0,203 M magnesiumsulfaat-oplossing 
  • 0,150 M natriumfluoride-oplossing.  

MgSO4 (s) -> Mg2+ (aq) + SO42-(aq)                 [Mg2+(aq)] = 0,203 M  en [SO42-(aq)] = 0,203 M
in 350 mL oplossing  zit dus    n = V* [..]   0,350 * 0,203 = 0,07105 mol Mg2+ en 0,07105 mol SO42-

NaF (s) -> Na+ (aq) + F-(aq)                                      [Na+(aq)] = 0,150 M en [F-(aq)] = 0,150 M
in 500 mL oplossing zit dus         n = V* [..]       0,500 * 0,150 = 0,0750 mol Na+ en 0,0750 mol F-

  
timer
3:00

Slide 20 - Slide

H4.4 opgave 8
  • de magnesiumsulfaat-oplossing wordt gemengd met een natriumfluoride-oplossing.  Er ontstaat een suspensie. Neem de tabel over en vul in, gebruik tabel 45A.




  • Geef de vergelijking van de neerslagreactie. 
  
ionen in de oplossing
timer
3:00

Slide 21 - Slide

H4.4 opgave 8
  • een magnesiumsulfaat-oplossing wordt gemengd met een natriumfluoride-oplossing.  Ga na of er een neerslag ontstaat. Neem de tabel over en vul in, gebruik tabel 45A.




  • Geef de vergelijking van de neerslagreactie. 
       Mg2+ (aq) + 2 F- (aq) -> MgF2 (s)
ionen in de oplossing
SO42-
F-
Mg2+
g
s
Na+
g
g

Slide 22 - Slide

H4.4 opgave 8
                                            Mg2+ (aq) + 2 F- (aq) -> MgF2 (s)
molverhouding             1                   :          2        :          1
gegeven / gevraagd   aanwezig          aanwezig            gevraagd
                                        0,07105 mol          0,07500 mol      ? gram

De suspensie wordt gefiltreerd. Bereken de massa van het residu.

Slide 23 - Slide

H4.4 opgave 8
                                            Mg2+ (aq) + 2 F- (aq) -> MgF2 (s)
molverhouding             1                   :          2        :          1
gegeven / gevraagd   aanwezig          aanwezig            gevraagd
                                        0,07105 mol          0,07500 mol      ? gram
                                   overmaat                     gaat op
                                 0,0375 mol                   0,0750 mol         0,0375 mol 
                                 reageert                         reageert               ontstaat 
De suspensie wordt gefiltreerd. Bereken de massa van het residu.

Slide 24 - Slide

H4.4 opgave 8
                                            Mg2+ (aq) + 2 F- (aq) -> MgF2 (s)
molverhouding             1                   :          2        :          1

                                 0,0375 mol                   0,0750 mol         0,0375 mol 
                                 reageert                         reageert               ontstaat 

M(MgF2) =    m = n*M = 0,0375 *  0,0
De suspensie wordt gefiltreerd. Bereken de massa van het residu.

Slide 25 - Slide

Deze les
  • Startvraag : H4.4 opgave 6
  • Samen met de klas maken: opgave 8
  • Zelf: opgave 7 + 10

Slide 26 - Slide