08 voorkeur voor en spaarrekeningen

1 / 33
next
Slide 1: Slide
Wft BasisMBOStudiejaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Vraag over lesstof vorige lesweek

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Hoe heet geld in deze vorm?
(contant)
A
Chartaal
B
Giraal
C
Electronisch

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Hans woont in Nederland. Hij wil geld overboeken naar een bedrijf in Spanje.

Kan hij deze overschrijving net zo gemakkelijk doen als een overschrijving in Nederland?

Slide 4 - Open question

Ja, hiervoor maakt hij gebruik van SEPA en de regels van PSD zijn van toepassing. 
Hans koopt een laptop via Bol.com. Prijs €800. Dit geld staat op zijn spaarrekening.
Leg uit hoe Hans deze betaling kan doen.

Slide 5 - Open question

Rechtstreekse chartale storting of girale storting van een derde op een spaarrekening is over het algemeen niet mogelijk.
Niet aangemeld bij het systeem voor betalingsverkeer.
Heeft dus niets te maken met eventuele voorwaarden

Slide 6 - Video

This item has no instructions

Wat is je opgevallen?/Wat heb je onthouden?

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Wat is je opgevallen?/Wat heb je onthouden?

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Hoe heet de functie van de bank waarbij de bank de spaarders en de leners bij elkaar brengt?

Slide 12 - Open question

Transformatiefunctie

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Welke risico's loopt een bank?

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Risico's die banken lopen
Kredietrisico : de lener betaalt het geld niet terug
Renterisico: te duur ingekocht en niet met winst te verkopen
Valutarisico: de koers van de munt daalt
Liquiditeitsrisico : bankrun
Marktrisico : effecten/investeringen onverkoopbaar

Slide 18 - Slide

Twee filmpjes:
Kort: wat een bankrun inhoudt (wie het eerst komt, krijgt het geld nog, te laat: geld is op
Langer: de oproep om alle geld bij DSB weg te halen en bank failliet te laten gaan

Slide 19 - Video

This item has no instructions

Alle spaarproducten zijn terug te leiden naar drie spaarvormen.
Welke?

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Vrij opneembare spaarvormen: altijd direct beschikking over spaargeld (kan ook je betaalrekening zijn)
Niet-vrij opneembare spaarvormen:
  • Deposito: voor een bepaalde periode, tegen een bepaalde rente zet je je spaargeld vast. Je ontvangt dan meer rente dan op een 'vrije' spaarrekening
  • Klimrente => Zoek maar eens op
    wordt deze nog wel aangeboden? 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Samenvatting banksparen: 
Banksparen: speciale geblokkeerde spaarrekening. Doel is vaak aanvulling op het pensioen.
Storting fiscaal aftrekbaar, tot bepaald maximum. Uitkeringen over minimaal 5 jaar en zijn wél belast.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen een spaarrekening en een deposito?
A
Weinig rente op een deposito en veel op spaarrekening
B
Geld staat vast bij deposito en niet op een spaarrekening
C
Een vaste looptijd op een spaarrekening
D
Variabele rente op het saldo van een deposito

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Sparen voor later kan je doen via:
A
Banksparen
B
Lijfrente
C
Je werkgever
D
Zowel A, B en C zijn goed.

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Als de spaartermijn langer is, is de rente over het algemeen
A
lager
B
hoger

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Vragen?

Slide 33 - Slide

This item has no instructions