HV1 - Tekstdoelen en -soorten + grammatica

Programma
  1. Lezen in je leesboek.
  2. Vorige les.
  3. Leerdoelen.
  4. Testvragen naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde.
  5. Zelfstandig werken.
1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Programma
  1. Lezen in je leesboek.
  2. Vorige les.
  3. Leerdoelen.
  4. Testvragen naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde.
  5. Zelfstandig werken.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Vorige les ....
                              Tekstdoelen! Welke twee missen we?

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen vandaag
  1. Ik kan het verschil uitleggen tussen het werkwoordelijk en het naamwoordelijk gezegde.
  2. Ik kan uitleggen waaruit het naamwoordelijk gezegde bestaat.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Bekijk de volgende zin:
Onze docent Nederlands wordt volgende week donderdag 36 jaar oud.

Stelling 1: In deze zin staat een werkwoordelijk gezegde.
Stelling 2: 36 jaar oud is in deze zin het lijdend voorwerp.

A
Stelling 1 en 2 zijn beide juist.
B
Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist
C
Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist.
D
Stelling 1 en 2 zijn allebei onjuist.

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Doen = werkwoordelijk gezegde
Zijn = naamwoordelijk gezegde

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde
Bekijk nog eens de zin:
1. Onze docent Nederlands wordt volgende week donderdag 36 jaar oud. 
In deze zin 'is' het onderwerp iets. 

2. Onze docent Nederlands viert volgende week haar 36e verjaardag. 
In deze zin 'doet' het onderwerp iets. 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde
'Onze docent Nederlands wordt volgende week donderdag 36 jaar oud.'
In deze zin 'is' het onderwerp iets. 

Dit is te herkennen aan werkwoorden: zijn, worden, heten, etc.

'Is', 'wordt', 'heet' het onderwerp iets? --> Dan is er geen werkwoordelijk gezegde, maar een naamwoordelijk gezegde.


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde
'Onze docent Nederlands wordt volgende week donderdag 36 jaar oud.'
Naamwoordelijk gezegde bestaat uit:
- alle werkwoorden +
- wat diegene is.
'wordt 36 jaar oud'. 

Let op: een zin met een naamwoordelijk gezegde heeft géén lijdend voorwerp.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde
Nog meer voorbeelden:
'Mijn oude oma heet Wilhelmina Gerarda Patricia Jansen.'
'Sinds deze week ben ik klassenvertegenwoordiger van HV1B.'
'Jaydens moeder is vorige week heel boos geworden.

Nu jullie! Pak je laptop er weer bij.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Bekijk de volgende zin:
Zijn jullie vorig seizoen kampioen geworden?

Stelling 1: Kampioen is lijdend voorwerp.
Stelling 2: Zijn kampioen geworden is naamwoordelijk gezegde.

A
Stelling 1 en 2 zijn beide juist.
B
Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist
C
Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist.
D
Stelling 1 en 2 zijn allebei onjuist.

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Bekijk de volgende zin:
Joost is nooit eerder zo gelukkig geweest.

Stelling 1: nooit eerder is bijwoordelijke bepaling.
Stelling 2: Is nooit eerder zo gelukkig geweest is naamwoordelijk gezegde.

A
Stelling 1 en 2 zijn beide juist.
B
Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist
C
Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist.
D
Stelling 1 en 2 zijn allebei onjuist.

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Eerst theorie lezen en daarna aan de slag met naamwoordelijk gezegde.

1. Lees de theorie over naamwoordelijk gezegde op de hand-out.
2. Maak opdracht 2 op de hand-out.
3. Klaar? Ga naar Magis-
ter en kijk na.
Zelfstandig aan de slag met naamwoordelijk gezegde.


1. Maak opdracht 2 op de hand-out.
2. Klaar? Ga naar Magis-
ter en kijk na.
3. Dan klaar? Maak opdrachten 3 en 1 op de hand-out.
A
B
timer
10:00

Slide 13 - Slide

Keuze voor route A of B baseren op score op diagnostische vragen EN zelfinschatting. Al denk ik misschien dat voor mh1 iedereen de theorie moet volgen en dan de keuze: zelf opdracht 1 maken of samen opdracht 1 maken. 


Leerdoelen check
  1. Ik kan het verschil uitleggen tussen het werkwoordelijk en het naamwoordelijk gezegde.
  2. Ik kan uitleggen waaruit het naamwoordelijk gezegde bestaat.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Noteer het naamwoordelijk gezegde van de volgende zin:
Vorig jaar was Rodri de beste voetballer van het jaar.

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Volgende keer: oefentoets
Dinsdag: oefentoets.
Woensdag: oefentoets bespreken en laatste vragen stellen.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Leren voor toets
- Leesvaardigheid: 
1. Tekstdoelen, -soorten en -vormen - theorie leren.
2. Oefenen met lezen en opdrachten maken (online).
- Grammatica:
3. Oefenen met zinsdelen ontleden (pv, wg, ow, lv, mv, bwb).
4. Oefenen met verschil tussen wg en ng.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag!
1. Aan het eind van de dag zet ik mijn fiets voor het huis.
2. Heb jij dit weekend bij je nicht gelogeerd?
3. Ayse zou een heel goede danseres kunnen zijn.
4. Na de toetsweek zou ik de mentor een mail kunnen sturen.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen:
1. Ik kan de volgende tekstdoelen aanwijzen:
informeren, instrueren, overtuigen, activeren, amuseren.
2. Ik kan minstens één tekstvorm opnoemen bij de vijf tekstdoelen.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Tekstdoelen vs. tekstsoorten vs. tekstvormen
Tekstdoelen                     Tekstsoorten                         Tekstvormen
Informeren         -->        Informatieve teksten        Bijv.  nieuws
Overtuigen         -->        Betogende teksten            Bijv. recensie
Activeren            -->         Activerende teksten         Bijv. reclame
Amuseren           -->        Amuserende teksten        Bijv. leesboek
Instrueren          -->         Instruerende teksten       Bijv. recept

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Noem voorbeelden van teksten met het tekstdoel: overtuigen.

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

Wat is een tekstvorm van een informerende tekst?
A
tekst uit een schoolboek
B
krantenbericht
C
stripverhaal
D
filmrecensie

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions


Welk tekstdoel heeft de afbeelding hiernaast?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Activeren
D
Amuseren

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Zelfstandig werken - MH1
- Ga naar Cursus 'Meer dan lezen' § 4 Tekstdoelen en tekstsoorten
- Maak opdracht  1 en 2, vraag 1 t/m 3.
--> Hulp nodig? Lees eerst nog eens de theorie op blz. 26.
- Klaar? Maak opdracht 3

Je werkt zelfstandig of met de klasgenoot naast je.
We werken op fluistertoon.
Je mag vragen stellen aan mij.
timer
15:05

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Zelfstandig werken - HV1
- Ga naar blz. 24 in je boek.
- Maak opdracht 3.
--> Hulp nodig? Lees eerst nog eens de theorie op blz. 24.
- Klaar? Maak opdrachten 1 en 2.

Je werkt zelfstandig of met de klasgenoot naast je.
We werken op fluistertoon.
Je mag vragen stellen aan mij.
timer
10:00

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Programma:
- Ontleden in zinsdelen
- SO spelling bespreken
- Lezen in je leesboek
- Tekstdoelen en -soorten

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Neem de zinnen over en ontleed in zinsdelen: 
PV, OW, WG/NG, LV, MV, BWB
1. Aan het eind van de dag zet ik mijn fiets voor het huis.
2. Heb jij dit weekend bij je nicht gelogeerd?
3. Ayse zou heel goed kunnen dansen.
4. Na de toetsweek zou ik de mentor een mail kunnen sturen.

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

SO spelling

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Lezen in je leesboek
timer
15:00

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen:
1. Ik kan de volgende tekstdoelen aanwijzen:
informeren, instrueren, overtuigen, activeren, amuseren.
2. Ik kan minstens één tekstvorm opnoemen bij de vijf tekstdoelen.

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Noem voorbeelden van teksten met het tekstdoel: activeren.

Slide 39 - Open question

This item has no instructions

Sleep de tekstdoelen naar de juiste teksten. Je houdt er 2 over.
Amuseren
Overtuigen
Informeren
Activeren
Instrueren

Slide 40 - Drag question

This item has no instructions

Welke tekstvorm hoort bij een overtuigende tekst?
A
handleiding
B
recensie
C
advertentie
D
toneelstuk

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Welke tekstvorm past NIET bij het doel informeren (denk aan het belangrijkste doel!)
A
encyclopedie
B
advertentie
C
schoolboek
D
nieuwsbericht

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Zelfstandig werken - H1
- Ga naar blz. 26 in je boek.
- Maak opdracht 8.
--> Hulp nodig? Lees eerst nog eens de theorie op blz. 24.


Je werkt zelfstandig of met de klasgenoot naast je.
We werken op fluistertoon.
Je mag vragen stellen aan mij.
timer
15:00

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen:
1. Ik kan de volgende tekstdoelen aanwijzen:
informeren, instrueren, overtuigen, activeren, amuseren.
2. Ik kan minstens één tekstvorm opnoemen bij de vijf tekstdoelen.

Slide 44 - Slide

This item has no instructions