voorbereiding toets GPM van A

1 / 30
next
Slide 1: Slide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat heeft te maken met de ontwikkeling van het menselijk lichaam:
A
Rijping
B
Leren

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Rijping VS leren
Rijping
Leren
Baard in de keel
Push slag bij hockey
Haargroei
Lezen
Menstruatie
Rekenen

Slide 3 - Drag question

This item has no instructions

Leren is het meest effectief in zogenaamde gevoelige periode. Wat wordt er verstaan onder de gevoelige periode?

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Mentale instructie
Visuele instructie
Auditieve instructie
Tactiele of manuele instructie
Voorbeeld
Zetje geven
Zelf instructie
Foto
Uitleg
Inzet van beweging laten voelen
Doe alsof opdrachten

Slide 5 - Drag question

This item has no instructions

Waaronder valt het stukje concentratie?
A
Motivatie
B
Houding
C
Verwachting
D
Aanpakgedrag

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Leg uit wat het verschil is tussen intrinsieke en extrinsieke feedback.

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Als je ingrijpt en het gedrag van een kind bijstuurt, is er sprake van een
A
doelgericht programma
B
interventie
C
Observatiemethodie

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Als je het gedrag van kinderen wilt bijsturen, hanteer je
A
Cognitieve methodieken
B
Ontwikkelingsstimuleringsmethodieken
C
Opvoedkundige methodieken

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Leg uit wat Triple P inhoudt en voor wie dit bedoeld is.

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Bij voorraadbeheer gaat het om het oriënteren op de aanschaf van goederen, het bestellen (en betalen) van materialen, het in ontvangst nemen en controleren van goederen en het opbergen van materialen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Bij de aanschaf van producten houd je rekening met meerdere factoren, zoals de noodzaak, de prijs, de veiligheid en de milieuvriendelijkheid.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Je kunt kosten besparen door preventief en proactief onderhoud te plegen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

In welke fase ontwikkelt een kind het symboolbewustzijn?
A
De baby
B
De peuter
C
De kleuter
D
Het schookind

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Vanaf welke leeftijd (ongeveer) kan een kind eenwoordzinnen maken
A
Vanaf 9 maanden
B
Vanaf 10 maanden
C
Vanaf 11 maanden
D
Vanaf 12 maanden

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Activiteiten zijn te verdelen in (2 antwoorden)

Slide 16 - Open question

Vaste activiteiten
Vrije activiteiten
Juist of onjuist?
Rond vier jaar is de basis voor taalontwikkeling gelegd. Een kind leert dan nog wel de taal te verfijnen, bijvoorbeeld met grammatica.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

de juiste leeftijd is 5 a 6 jaar
Een ….. jarige heeft een gemiddelde woordenschat van 4000 woorden
A
4 jarige
B
5 jarige
C
6 jarige

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Hou zou je het begrip passieve woordenschat het beste kunnen omschrijven
A
Woorden die jezelf gebruikt
B
Woorden die je in je schrijftaal gebruikt maar niet in je spreektaal
C
Woorden die jezelf wel begrijpt maar niet gebruikt
D
Woorden die je niet begrijpt

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Activiteiten die gericht zijn op de brede ontwikkeling van het kind noemen we ook wel
A
Doelgerichte activiteiten
B
Vaste activiteiten
C
Ontwikkelingsgerichte activiteiten
D
Dagelijkse activiteiten

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent symboolbewustzijn
A
Een kind weet wat een gebaar betekent
B
Een kind weet dat een woord staat voor iets of iemand
C
Een kind doet een gebaar na
D
Een kind weet dat een woord staat voor iets of iemand én leert gebaren te begrijpen

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Toezicht en handhaving op VVE valt onder de verantwoordelijkheid van (er zijn meerdere antwoorden mogelijk)
A
Onderwijsinspectie
B
GGD
C
De kinderopvang / peuterspeelzalen
D
Gemeente

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

De wet OKE betekent:
A
Ontwikkelkansen door kwaliteit en eenvoud
B
Overige kansen door kwantiteit en eerlijkheid
C
Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie
D
Overige kwesties en emoties

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Logistiek is een verzamelnaam voor alle activiteiten waarmee iemand ervoor zorgt dat hoeveelheden materialen op het afgesproken niveau blijven en gebruiksvoorwerpen worden onderhouden of vervangen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions


Brecht is gespecialiseerd pedagogisch medewerker in een Boddaertcentrum. Timo, een van de jongeren die daar na schooltijd voor dagbehandeling komt, is in de puberteit. Hij zweet veel en ruikt vaak onfris. Brecht merkt dat de anderen daarom vaak met een boog om Timo heenlopen. Brecht wil Timo begeleiding bieden bij verzorgingsvaardigheden.

A
Brecht kan Timo het best verplichten om dagelijks te douchen en ervoor zorgen dat Timo schone kleren aantrekt.
B
Brecht zou in een gesprek met Timo kunnen uitleggen waarom het zeker in de puberteit belangrijk is om elke dag te douchen.
C
Dit hoort niet bij de taken van Brecht. Het is zelfs onwenselijk dat hij zich hiermee bemoeit, want het gaat over de privacy van Timo.
D
Het is beter dat Brecht zich hier niet mee bemoeit. Hij moet de autonomie van Timo respecteren.

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

In ervaringsgerichte methodieken staat de aanpak van niet-effectieve gedachten en/of gevoelens centraal. Deze methodieken zijn vooral geschikt voor kinderen met voldoende verstandelijke vermogens.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

KIPPPI is een methodiek voor ontwikkelingsstimulering, waarbij je een kind nauwkeurig volgt en heel kleine stapjes verder brengt door vanuit plezier de interactie aan te gaan
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

VVE-programma’s zijn voorbeelden van ontwikkelingsstimuleringsmethodieken. VVE-programma’s worden uitgevoerd in het gezin zelf, in kindcentra en/of op de basisschool.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Welke uitspraken over baby’s zijn juist? Er zijn meer antwoorden goed.
A
Baby’s zijn heel bevattelijk voor allerlei ziekten. Reinheid is daarom een belangrijk aandachtspunt bij de verzorging van deze doelgroep.
B
Dankzij regelmaat in de dagindeling weet een baby wat hem te wachten staat
C
Een goede verzorger kan altijd achterhalen waarom een baby huilt en kan een kind troosten.
D
Wanneer baby’s eenkennig zijn, kunnen ze geen relatie aangaan. Het maakt dan niet uit wie ze verzorgt.

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Het is lekker weer vandaag. Pedagogisch medewerker Meike heeft een groot kleed op het grasveld gelegd. Op het kleed zitten vier kinderen. Ze spelen een kwartetspel over sprookjes.

Wat is dit voor activiteit?

A
Een bewegingsactiviteit
B
Een Buitenspeelactiviteit
C
Een drama-activiteit
D
Een sociale activiteit

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions