H5 oefenen tekst 4 tekstfragment en overkoepelende vragen


Welkom h5a!
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson


Welkom h5a!

Slide 1 - Slide

Programma

  1. Oefenen met een tekstfragment
  2. Oefenen met overkoepelende vragen
  3. Theorievragen oefenen
  4. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Slide

10 minuten lezen

Slide 3 - Slide

Tekstfragment 1 lezen
Zo nu en dan krijg je op het examen ook een tekstfragment. 

Dit fragment gaat over hetzelfde onderwerp als de tekst waar het fragment bij hoort (in dit geval tekst 4), maar vaak heeft de auteur een andere mening dan de auteur van de hoofdtekst.

De tekstfragmenten staan altijd tussen de vragen. 

Slide 4 - Slide

Tekstfragment 1 en tekst 4 nemen principieel verschillende standpunten in over het basisinkomen.

Leg uit welke standpunten dat zijn.

Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 40 woorden.

Slide 5 - Open question

Overkoepelende vragen
Overkoepelende vragen zijn vragen die over twee teksten gaan. (Een beetje hetzelfde als met een tekstfragment dus.)
In dit geval gaan de vragen over tekst 3 en 4. De twee teksten die allebei over het basisinkomen gaan.

Slide 6 - Slide

“Sterker nog, werk vervult een existentiële rol: het rechtvaardigt ons bestaan en geeft ons nut.” (regels 74-77 van tekst 3)
Uit dit citaat blijkt een visie op de rol van werk. Ook uit tekst 4 is een visie op de rol van werk af te leiden.
In hoeverre past de visie van tekst 4 bij de bovenstaande visie van tekst 3?
Ondersteun je antwoord met een citaat van maximaal twee zinnen uit tekst 4.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.

Slide 7 - Open question

In zowel tekst 3 als tekst 4 worden mogelijke effecten beschreven van de invoering van het basisinkomen voor mensen die ongewild werkloos zijn.
Leg uit wat het verschil is tussen beide teksten met betrekking tot die effecten.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 40 woorden.

Slide 8 - Open question

Stel jezelf de volgende situatie voor.
Mevrouw Van Dongen heeft een goedlopend bedrijf dat veel winst
maakt. Er zijn verschillende partijen die een bod op haar bedrijf hebben
gedaan. Als ze het hoogste bod accepteert, hoeft ze nooit meer te werken
voor haar geld. Toch besluit ze niet op het bod in te gaan en blijft ze als
eigenaar dagelijks meewerken in het bedrijf.
Met informatie uit welke tekst zou dit gedrag verklaard kunnen worden?
met informatie uit
A alleen tekst 3
B alleen tekst 4
C zowel tekst 3 als tekst 4
D geen van beide teksten

Slide 9 - Open question

Welke tekstsoort hoort niet in het rijtje thuis?
A
discussiestuk
B
betoog
C
beschouwing
D
uiteenzetting

Slide 10 - Quiz

Welke tekststructuur past niet bij de uiteenzetting?
A
probleem-oplossingsstructuur
B
argumentatiestructuur
C
vraag-antwoordstructuur
D
verschijnsel-verklaringsstructuur

Slide 11 - Quiz

Welke tekststructuur past niet bij het betoog?
A
probleem-oplossingsstructuur
B
argumentatiestructuur
C
verklaringsstructuur
D
aspectenstructuur

Slide 12 - Quiz

In een uiteenzetting staan feiten en meningen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Wat vind je (meestal) niet terug in een beschouwing?
A
De mening van de schrijver
B
Meningen van deskundigen
C
Een oplossing voor een probleem
D
Oorzaken van een probleem

Slide 14 - Quiz

Stelling, argument, tegenargument, aanbeveling en samenvatting zijn voorbeelden van
A
signaalwoorden
B
verbindingswoorden
C
kernwoorden
D
functiewoorden

Slide 15 - Quiz

MIDDENSTUK
INLEIDING
SLOT
Aanleiding
Anekdote
Belangrijke vraag
Mening
Opbouw v/d tekst
Deelonderwerpen
Hoofdgedachte v/d tekst
Advies
Conclusie
Samenvatting
Toekomstverwachting
Antwoord op vraag
Toelichting
Voorbeelden

Slide 16 - Drag question

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: woensdag 17 januari
  • Huiswerk: leren LessonUps
  • Meenemen: laptop en leesboek
  • Programma: inleiding beschouwing

Slide 17 - Slide