This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
1800 --> paard en wagen, trekschuit (vervoer langzaam)
1890 --> trein, stoomschip (vervoer sneller)
Steden worden met elkaar verbonden door spoor
In de dorpen en steden rijden trams
Uitvinding luchtband
Na 1945 komt de auto voor de gewone man
Door mechanisatie landbouw te weinig werk op het platteland
Fabrieken vestigden zich in steden, daar was werk
In de steden waren fabrieken en havens en er was vraag naar huishoudelijk personeel
Geld investeren in handel en industrie met als doel een zo hoog mogelijke winst te behalen.
Arbeiders werden gezien als kostenpost
Door grote fabrieken werd de relatie tussen arbeider en werkgever zakelijk (onpersoonlijk)
Er waren genoeg mensen die je wilden vervangen, daarom gehoorzaam aan de werkgever.
We use cookies to improve your user experience and offer you personalized content. By using Lessonup you agree to our cookie policy.