Woordenschat

Vorige les hadden we een gedeelde leesles en schrijfles. Let op: de schrijfopdracht van opdracht 2 moet woensdag af zijn (zie som) 
Omschrijving van onbekende woorden vinden 
Theorie blz 50 lezen
Theorie doornemen

Maak bij woordenschat blz 52: 
Opdracht 1, 2, 3, 4 en 5
Hoe ging het?
Doel behaald? 
Maak de schrijfopdracht 2 op blz 47 
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Vorige les hadden we een gedeelde leesles en schrijfles. Let op: de schrijfopdracht van opdracht 2 moet woensdag af zijn (zie som) 
Omschrijving van onbekende woorden vinden 
Theorie blz 50 lezen
Theorie doornemen

Maak bij woordenschat blz 52: 
Opdracht 1, 2, 3, 4 en 5
Hoe ging het?
Doel behaald? 
Maak de schrijfopdracht 2 op blz 47 

Slide 1 - Slide

Wat betekent 'vocabulaire'?
A
woordenboek
B
zinnen
C
onderwerpen
D
woordenschat

Slide 2 - Quiz

woordenschat
Wat betekent belemmeren?
timer
0:10
A
verhinderen
B
zeuren
C
remmen
D
jaloers zijn

Slide 3 - Quiz

Woordenschat:
wat betekent het woord ‘genereren’ in de zin:
Dat genereert werkstress en overwerk
A
laat
B
belooft
C
maakt
D
geeft

Slide 4 - Quiz

Theorie A lezen
blz 52 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

SYNONIEM

Een synoniem is een woord dat wat betreft betekenis (ongeveer) gelijk is aan een of meer andere woorden.

Synoniemen zijn twee of meer verschillende woorden met (ongeveer) dezelfde betekenis.


Soms staat er een synoniem van een onbekend woord in de tekst, je kunt de betekenis van het onbekend woord dan raden.

Slide 7 - Slide

SYNONIEM - voorbeelden


zelfstandig - op zichzelf

chaos - puinhoop

neertellen - betalen

uitgave - editie

Slide 8 - Slide

Voor die jeans moet je veel betalen.

Synoniem voor betalen:
A
absoluut
B
neertellen
C
verrichten
D
talloze

Slide 9 - Quiz

De leerlingen voeren veel klusjes uit.

Synoniem voor voeren uit:
A
absoluut
B
neertellen
C
verrichten
D
talloze

Slide 10 - Quiz

Mijn haar zit aan beide kanten gelijk.
Tegenovergestelde voor aan beide kanten gelijk:
A
verkeert in goede staat
B
asymmetrisch
C
eindeloos
D
naar eigen zeggen

Slide 11 - Quiz

De brug is er slecht aan toe.
Tegenovergestelde voor is er slecht aan toe:
A
verkeert in goede staat
B
asymmetrisch
C
eindeloos
D
naar eigen zeggen

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Video

Aan de slag
Maak bij woordenschat blz 52:
Opdracht 1, 2, 3, 4 en 5
timer
20:00

Slide 14 - Slide

Heb je alles af?
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

Welke nieuwe woorden heb je met deze les geleerd?

Slide 16 - Open question