vwo2-§7-zinsdeelstukken



Wat gaan we doen vandaag?

Doel van de les
Ca. 15 minuten stil lezen
Oefening vorige les
Huiswerk bespreken
Start nieuw onderwerp

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Jas over de stoel,IPad in de tas
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson



Wat gaan we doen vandaag?

Doel van de les
Ca. 15 minuten stil lezen
Oefening vorige les
Huiswerk bespreken
Start nieuw onderwerp

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Jas over de stoel,IPad in de tas

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je in een samengestelde zin de verschillende zinsdeelzinnen herkent


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Slide 5 - Link

Oefening vorige les(sen)
Noteer van de zinnen a en b onderwerp (ow),
werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde (wg of ng),
lijdend voorwerp (lv), voorzetselvoorwerp (vv)
en bijwoordelijke bepaling(en) (bwb).

Zet het naamwoordelijk deel tussen vierkante haken. Let op: niet elke zin bevat alle zinsdelen. Noteer een X als een zinsdeel niet in de zin voorkomt.
a Bij de prijsuitreiking bekroonde de jury de originele inzending van Jasper met de publieksprijs.

b Tijdens de reis is de reisleider verantwoordelijk voor een correct verloop van het programma.



Slide 6 - Slide

a Bij de prijsuitreiking bekroonde de jury de originele inzending van Jasper met de publieksprijs.

ow: de jury
ng: X
wg: bekroonde
lv: de originele inzending van Jasper
vv: met de publieksprijs
bwb: Bij de prijsuitreiking




Slide 7 - Slide

b Tijdens de reis is de reisleider verantwoordelijk voor een correct verloop van het programma.


ow: de reisleider
ng: is [verantwoordelijk]
wg: X
lv: X
vv: voor een correct verloop van het programma
bwb: Tijdens de reis


Slide 8 - Slide

vwo2-§7-zinsdeelstukken
Bekijk de volgende zinnen:
Die antieke, fraai bewerkte vaas uit Iran / wordt geveild / bij Christie’s, een Engels veilinghuis.
Zij van hiernaast / is / voor haar drie broers / altijd / heel behulpzaam.


Binnen sommige zinsdelen geven zinsdeelstukken (delen van het zinsdeel) extra informatie over het belangrijkste woord van dat zinsdeel, de kern.

Slide 9 - Slide

vwo2-§7-zinsdeelstukken
Als de kern een zelfstandig naamwoord is (de vetgedrukte woorden vaas, Christie’s, veilinghuis, broers) of een voornaamwoord (Zij), dan is het zinsdeelstuk een bijvoeglijke bepaling (bijv.bep) (onderstreept). 


Een bijvoeglijke bepaling kan vóór of achter de kern staan. Bij een kern kunnen ook meerdere bijvoeglijke bepalingen horen.

Slide 10 - Slide

vwo2-§7-zinsdeelstukken
Als de kern geen zelfstandig naamwoord of voornaamwoord is (de niet-cursieve woorden bewerkte in zin 1 en behulpzaam in zin 2), dan is het zinsdeelstuk een ondergeschikte bijwoordelijke bepaling (obwb).


Soms staat zo’n obwb binnen een bijvoeglijke bepaling: in zin 1 is fraai een obwb bij bewerkte binnen de bijvoeglijke bepaling fraai bewerkte.

Slide 11 - Slide

vwo2-§7-zinsdeelstukken
Let op: lidwoorden (een), voornaamwoorden (Die, haar), telwoorden (drie) en voorzetsels aan het begin van een zinsdeel (bij, voor) zijn geen bijvoeglijke bepaling.

In voorbeeldzin 1 is een Engels veilinghuis een bijstelling (bijst). De bijstelling duidt hetzelfde object aan als het woord of de woordgroep ervoor: Christie’s;

kan meestal van plaats wisselen met het woord of de woordgroep ervoor;
staat vaak tussen komma’s of tussen een komma en de punt of het vraagteken.

Slide 12 - Slide

vwo2-§7-zinsdeelstukken
Zo vind je de zinsdeelstukken
Noteer eerst alle zinsdelen.

Zoek van elk zinsdeel de kern, en bepaal de woordsoort: is de kern (A) een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord of (B) een andere woordsoort?

Noteer de woorden die 
 geven over de kern; dat zijn bepalingen (in geval A bijv.bep, in geval B obwb) of bijstellingen. 
Noteer die zo:

Slide 13 - Slide

vwo2-§7-zinsdeelstukken
Zin 1:
bijv.bep = antieke → vaas
bijv.bep = fraai bewerkte → vaas
obwb = fraai → bewerkte
bijv.bep = uit Iran → vaas
bijst = een Engels veilinghuis → Christie’s
bijv.bep = Engels → veilinghuis



Zin 2:
bijv.bep = van hiernaast → Zij
obwb = heel → behulpzaam

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Overeenkomst bijvoeglijk naamwoord en bijvoeglijke bepaling is?
Lijkt heel veel op het bijvoeglijk naamwoord
(gezien de naam niet zo toevallig natuurlijk).
Net als het bijvoeglijk naamwoord geeft de bijvoeglijke bepaling een kenmerk van een zelfstandig naamwoord aan.

Slide 16 - Slide

Verschillen bijvoeglijk naamwoord en bijvoeglijke bepaling zijn?
Een bijvoeglijk bepaling is meestal een bijvoeglijk naamwoord, maar kan ook een bezittelijk voornaamwoord zijn, bijvoorbeeld: mijn kat, jouw vriend, onze spullen.
Een bijvoeglijke bepaling kan uit één of meerdere woorden bestaan.
Er kunnen meerdere bijvoeglijke bepalingen in een zin kunnen staan.
Een bijvoeglijke bepaling is altijd onderdeel van een ander zinsdeel (vaak van het lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp)

Slide 17 - Slide

Wat is het verschil tussen een bijwoordelijke en bijvoeglijke bepaling?
Een bvb zegt iets over een zelfstandig naamwoord; een bwb zegt iets over het gezegde.
 Een bvb is een deel van een zinsdeel; een bwb is een zelfstandig zinsdeel. Een bwb kun je voor de persoonsvorm plaatsen zonder de betekenis van de zin te veranderen, bij een bvb kan dat niet.

Slide 18 - Slide

vwo2-§7-zinsdeelstukken
Dus:
De bijwoordelijke bepaling als zindeelstuk (= ondergeschikte bijwoordelijke bepaling) zegt iets van een ander woord dan een zelfstandig naamwoord.
Voorbeeld
Ik vond het boek erg spannend.
- erg = bijwoordelijke bepaling bij 'spannend' (geen zelfstandig naamwoord).
In een bijvoeglijke bepaling kan een bijwoordelijke bepaling staan.
Voorbeeld
Ik vond dat een erg vervelende opmerking.
- erg vervelende = bijvoeglijke bepaling bij 'opmerking'.
- erg = bijwoordelijke bepaling bij 'vervelende'.






Slide 19 - Slide

Aan de slag

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten.
Zet het iedere keer zo in je schrift:
cursus C-paragraaf-§---bladzijde-blz.---opdracht-opdr.

Staat er: omcirkel, onderstreep of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken. 


Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!

Slide 22 - Slide

Maken:

C.5-§7
blz. 218
opdr. 1 t/m 4
alles in je schrift!


Al het huiswerk is leerwerk.
Als je de theorie niet snapt, kun je de opdrachten ook niet (goed) maken. 

Slide 23 - Slide