vwo2-§11-Zinsdeelzinnen-Gramm. ZD



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Doel van de les
Ca. 15 minuten stil lezen
Huiswerk bespreken
Start nieuw onderwerp

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Jas over de stoel,IPad in de tas
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Doel van de les
Ca. 15 minuten stil lezen
Huiswerk bespreken
Start nieuw onderwerp

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Jas over de stoel,IPad in de tas

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je in een samengestelde zin de verschillende zinsdeelzinnen herkent


Slide 3 - Slide

Bekijk de volgende zinnen:

Mijn vriend Nick / vertelde / me / verrassend nieuws (lv).
{hoofdzin Mijn vriend Nick / vertelde / me / (bijzin dat hij gaat emigreren naar Zweden) (lv)}.

In zin 1 is het lijdend voorwerp van de zin een woordgroep: verrassend nieuws.

In zin 2 is het lijdend voorwerp een bijzin: dat hij gaat emigreren naar Zweden. 


Slide 4 - Slide

 Een zinsdeel dat een persoonsvorm bevat, is een zinsdeelzin.


Als een samengestelde zin bestaat uit een hoofdzin en een bijzin, is de bijzin een zinsdeelzin binnen de hoofdzin



De meest voorkomende zinsdeelzinnen zijn:


Slide 5 - Slide

  onderwerpszin (ow-zin): {(Wie zich snel opgeeft), is zeker van een plaats in de bus}.
  lijdendvoorwerpszin (lv-zin): {Finn verwijt zijn zus (dat ze nooit naar hem luistert)}.
  meewerkendvoorwerpszin (mv-zin): {(Wie niet van lezen houdt), moet je geen boek geven}.
  bijwoordelijkebepalingszin (bwb-zin), meestal  bijwoordelijke bijzin genoemd: {(Wanneer het vriest), lusten de meeste mensen wel een kop warme erwtensoep}.


Slide 6 - Slide

Zo vind je welk zinsdeel de bijzin is

Bepaal wat de hoofdzin is door de zin vragend te maken: de hoofdzin komt dan vooraan te staan.
Geef het begin en het einde van de bijzin(nen) aan.
Vul in de hoofdzin in plaats van de bijzin(nen) een woord(groep) in.
Ontleed de hoofdzin en stel vast welk zinsdeel het ingevulde woord of de ingevulde woordgroep is.
De bijzin is hetzelfde zinsdeel als de ingevulde woordgroep.




Slide 7 - Slide

Voorbeeld:
– Als er geen dijken zijn, zou meer dan de helft van Nederland onder water staan.

1-Zou meer dan de helft van Nederland onder water staan als er geen dijken zijn?

2-{(bz Als er geen dijken zijn), hz zou meer dan de helft van Nederland onder water staan}.






Slide 8 - Slide

3-{hz Zonder dijken zou meer dan de helft van Nederland onder water staan}.

4-pv = zou
ow = meer dan de helft van Nederland
wg = zou staan
bwb = Zonder dijken, onder water

5-Dus: Als er geen dijken zijn = bwb-zin

Slide 9 - Slide

Die antieke, fraai bewerkte vaas uit Iran / wordt geveild / bij Christie’s, een Engels veilinghuis.
Zij van hiernaast / is / voor haar drie broers / altijd / heel behulpzaam.



Binnen sommige zinsdelen geven zinsdeelstukken (delen van het zinsdeel) extra informatie over het belangrijkste woord van dat zinsdeel, de kern.
Als de kern een zelfstandig naamwoord is (de vetgedrukte woorden vaas, Christie’s, veilinghuis, broers) of een voornaamwoord (Zij), dan is het zinsdeelstuk een bijvoeglijke bepaling (bijv.bep) (onderstreept).

Slide 10 - Slide

Een bijvoeglijke bepaling kan vóór of achter de kern staan. Bij een kern kunnen ook meerdere bijvoeglijke bepalingen horen.


Als de kern geen zelfstandig naamwoord of voornaamwoord is (de niet-cursieve woorden bewerkte in zin 1 en behulpzaam in zin 2), dan is het zinsdeelstuk een ondergeschikte bijwoordelijke bepaling (obwb).

Slide 11 - Slide

 Soms staat zo’n obwb binnen een bijvoeglijke bepaling: in zin 1 is fraai een obwb bij bewerkte binnen de bijvoeglijke bepaling fraai bewerkte.


Let op: lidwoorden (een), voornaamwoorden (Die, haar), telwoorden (drie) en voorzetsels aan het begin van een zinsdeel (bij, voor) zijn geen bijvoeglijke bepaling.

Slide 12 - Slide

1 Die antieke, fraai bewerkte vaas uit Iran / wordt geveild / bij Christie’s, een Engels veilinghuis.




In voorbeeldzin 1 is een Engels veilinghuis een bijstelling (bijst). De bijstelling duidt hetzelfde object aan als het woord of de woordgroep ervoor: Christie’s;
kan meestal van plaats wisselen met het woord of de woordgroep ervoor;
staat vaak tussen komma’s of tussen een komma en de punt of het vraagteken.

Slide 13 - Slide

Zo vind je de zinsdeelstukken
Noteer eerst alle zinsdelen.
Zoek van elk zinsdeel de kern, en bepaal de woordsoort: is de kern (A) een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord of (B) een andere woordsoort?


Noteer de woorden die extra informatie geven over de kern; dat zijn bepalingen (in geval A bijv. bep, in geval B obwb) of bijstellingen. 
Noteer die zo:

Slide 14 - Slide

Zin 1:
bijv.bep = antieke → vaas
bijv.bep = fraai bewerkte → vaas
obwb = fraai → bewerkte
bijv.bep = uit Iran → vaas
bijst = een Engels veilinghuis → Christie’s
bijv.bep = Engels → veilinghuis
Zin 2:

Slide 15 - Slide


2 Zij van hiernaast / is / voor haar drie broers / altijd / heel behulpzaam.




Zin 2:
bijv.bep = van hiernaast → Zij
obwb = heel → behulpzaam

Slide 16 - Slide

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 17 - Slide

Aan de slag

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten.
Zet het iedere keer zo in je schrift:
cursus C-paragraaf-§---bladzijde-blz.---opdracht-opdr.

Staat er: omcirkel, onderstreep of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken. 


Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!

Slide 20 - Slide

Maken:

C.5-§ 11
blz. 227

opdr. 1 t/m 4

alles in je schrift!

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

vwo2-§11-Zinsdeelzinnen-Gramm. ZD

Slide 24 - Slide