Een tekst is saai als je steeds hetzelfde woord gebruikt. Het is beter om wat variatie aan te brengen. Maak daarom af en toe een samengestelde zin en gebruik verwijswoorden.
Slide 4 - Slide
Verwijswoorden
Bijvoorbeeld:
- Max is blij. Max heeft 8 euro verdiend.
- beter: Max is blij. Hij heeft 8 euro verdiend.
- ook goed: Max is blij, want hij heeft 8 euro verdiend.
Slide 5 - Slide
Verwijswoorden
Waar heb je het zakje snoep neergelegddat/die Dex gisteren heeft gekocht?
Lizzy's zonnebril is kapot, want Merle heeft ze/hem per ongeluk laten vallen.
De spelers moesten terug komen op ze/hunbesluit om uit deze/dit team te stappen.
Slide 6 - Slide
Zo kies je het juiste verwijswoord:
het-woorden (onzijdig) - het of zijn, dat of dit.
de-woorden - mannelijk - hij, hem of zijn, die of deze.
de-woorden - vrouwelijk - zij/ze of haar, die of deze
meervoud - zij/ze of hun, die of deze
Slide 7 - Slide
Instructiefilmpje
Slide 8 - Slide
ZW
Jullie gaan aan het werk met hoofdstuk 3 uit Nieuw Nederlands, Taalverzorging - verwijswoorden.