Schrijf een brief aan Sinterklaas, waarin je hem vertelt hoe je je voelde toen je ontdekte dat hij helemaal niet bestaat.
Slide 3 - Slide
doel formuleren H3
Ik kan verwijswoorden op de juiste manier gebruiken.
Slide 4 - Slide
verwijswoorden
Een tekst is saai als je steeds hetzelfde woord gebruikt. Het is beter om wat variatie aan te brengen:
Milan is blij. Milan heeft een acht gehaald voor Nederlands. Milan is trots, want Milan heeft hard geleerd voor de toets.
Slide 5 - Slide
verwijswoorden
Gebruik het juiste verwijswoord:
het-woorden -> het, zijn, dit, dat
de-woorden (mannelijk) -> hij, hem, zijn, die, deze
de-woorden (vrouwelijk)-> zij/ze, haar, die, deze
meervoud -> zij/ze, hen, hun, die, deze
Slide 6 - Slide
boekopdracht
brief aan hoofdpersoon
Slide 7 - Slide
opbouw
aanhef (Beste ..., )
alinea 1: inleiding met iets grappigs, iets schokkends of iets
origineels dat met het boek te maken heeft
alinea 2: laat de hoofdpersoon weten wat je van hem/haar vindt (karakter, gedrag, dingen die hij/zij meemaakt, sociale contacten, etc.). Gebruik vier beoordelingswoorden.
alinea 3: Stel de hoofdpersoon twee vragen die nog hebt.
alinea 4: slot (conclusie of samenvatting), sluit af met een mooie slotzin