This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
¡Bienvenidos a la clase de español!
Hoy es....
Slide 1 - Slide
¿Qué hacemos hoy?
¿Qué hemos hecho?
¡A trabajar!
Fin de la clase
¿Nuestro objetivo? (5)
¡Practicar! (25)
Evaluación (10)
Slide 2 - Slide
Rellenar planificación
Semana 38:
* Herhaling
* SO (+ getallen tot 20)
Semana 39:
* Werkwoorden - AR (+ zin ontkennend maken)
* Landen en nationaliteiten
Semana 40:
* Werkwoorden - ER en -IR
* Woorden dagen en maanden
Semana 41:
* Repaso (+ vraagwoorden)
* Spaanse taal in de wereld
¿Qué hemos hecho?
Slide 3 - Mind map
¿Cuál es nuestro objetivo?
Slide 4 - Mind map
¡Practicar!
timer
30:00
¿Qué?
Elige tu objetivo
¿Listo?
Kies een ander leerdoel en maak de bijbehorde oefeningen of leer woordenlijsten die bij leerdoelen horen.
¿Cómo?
geel = op een eenvoudige wijze Spaans spreken in de klas.
groen = werkwoord ser vervoegen en gebruiken.
blauw = begroeten en jezelf voorstellen.
orange = onbepaalde en bepaalde lidwoorden
Slide 5 - Slide
Op een eenvoudige wijze Spaans spreken in de klas
1) Leer de woordenlijst "het klaslokaal" en "communicatie in de klas." Doe dit 15 minuten.
2) Maak een gesprek in het Spaans. Één leerling is de docent en de ander is een leerling. Één stelt vragen en de ander geeft antwoord. Wissel daarna van rol. Bijvoorbeeld: ¿Cómo se dice 'het boek' en español? - el libro.
3) Oefen op deze manier de woordenlijsten totdat jullie al de woordjes hebben geoefend.
Slide 6 - Slide
Begroeten en jezelf voorstellen
1) Stel jezelf voor in het Spaans. Schrijf dit op in je schrift. Benoem het volgende: Een begroeting, je naam, in welk land je woont, je woonplaats en je leeftijd.
2) Controleer je verhaaltje met de woordenlijst "informatie vragen en geven".
3) Oefen de woordenlijst "informatie vragen en geven" met een klasgenoot. Overhoor elkaar.
Slide 7 - Slide
Werkwoord SER
1) Vul je juiste personen in:
yo: ik
tú:....
él, ella, usted:.....
usted:.....
nosotros:.....
vosotros:.....
ellos, ellas, ustedes:.....
2) Vul de juiste vorm in van SER:
yo: soy
tú:....
él, ella, usted:.....
usted:.....
nosotros:.....
vosotros:.....
ellos, ellas, ustedes:.....
3) Vul de juiste vorm in van ser.
Juan es español.
María....francés.
Yo....profesor.
Tú....amable.
Usted.....inteligente.
Nosotros....amigos
Vosotros....chicas.
Yo y Carlos......españoles.
Tú y Rodrigo.....amigos.
Ustedes....de Holanda.
Slide 8 - Slide
Bepaalde en onbepaalde lidwoorden
Ben je klaar? Zoek dan de uitzonderingen op in de woordenlijst "het klaslokaal". Schrijf deze op in je schrift.
1: Klik hier..
Vul de onbepaalde (un, una, unos, unas) lidwoorden in van de volgende woorden:
* un lápiz.
*.....profesoras.
*.....estudiante.
*.....carpetas.
*.....profesor.
*.....diccionarios.
*.....cuaderno.
2: En daarna hier..
Vul de bepaalde (el, la, los, las) lidwoorden in van de volgende woorden:
* la papelera.
*.....mochilas.
*.....estuche.
*.....silla.
*.....corchos.
*.....rotulador.
*.....mesas.
Slide 9 - Slide
Benoem 1 ding wat je vandaag hebt geleerd.
Slide 10 - Mind map
Fin de la clase...
¿Preguntas?
Wat ging goed?
Wat kan verbeteren?
Volgende les? SO
Ik kan op een eenvoudige wijze Spaans spreken in de klas.
* het alfabet (LA: pág 10 y 11)
* de woordenschat in de klas (LA: pág. 12)
* de communicatie in de klas (LA: pág. 13)
Ik kan persoonlijke informatie geven en vragen.
* begroeten en mezelf voorstellen (LA: pág. 17)
* het werkwoord ser vervoegen en gebruiken (LA: pág. 19)