This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Thema 12 Voeding en vertering
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Stofwisseling
Stofwisseling: alle processen in een organisme waarbij stoffen worden omgezet in andere stoffen
Indeling stofwisseling
Assimilatie (opbouw): kost energie en van kleine moleculen naar grote moleculen, bijvoorbeeld fotosynthese
Dissimilatie (afbraak): energie komt vrij en van grote moleculen naar kleine moleculen, bijvoorbeeld verbranding
Slide 3 - Slide
Enzymen
Als stoffen worden omgezet spreken we van een reactie.
Enzymen zijn eiwitten die deze reacties kunnen versnellen.
Enzymen zijn specifiek (sleutel-slot)
Worden niet verbruikt.
Plakenzymen (assimilatie) en knipenzymen (dissimilatie).
Slide 4 - Slide
Enzymactiviteit
Enzymactiviteit: de snelheid waarmee een enzym een reactie versnelt.
Enzymactiviteit is afhankelijk van:
- temperatuur
- zuurtegraad
- aantal enzymen
Slide 5 - Slide
Voedselbederf
Ons voedsel bestaat grotendeels uit dode resten van organismen. Schimmels en bacteriën breken dode resten van organismen af. Enzymen versnellen dit proces.
Bij optimale omstandigheden (warm, vochtig) gaat dit het snelst. Je voedsel bederft dan.
Slide 6 - Slide
Voedsel conserveren
Betekenis conserveren: Verduurzamen, in goede conditie bewaren.
Omstandigheden voor bacteriën en schimmels ongunstig gemaakt.
Manieren om te conserveren:
Invriezen
Pasteuriseren
Steriliseren
Vacuüm verpakken
Drogen
Toevoegen van conserveermiddelen
Slide 7 - Slide
Manieren van conserveren
Manier van conserveren
Wat is het?
Wat doet het?
1A Koel bewaren
+/- 4 graden celcius
Enzymen tijdelijk niet werkbaar
1B Invriezen
- 18 graden celcius
Enzymen langer niet werkbaar, nog langer houdbaar.
2 Pasteuriseren
tot 72*c verhitten
Groot deel bacteriën/schimmels dood, maar niet allen.
3 Steriliseren
130*c-140*c verhitten
Enzymen werken niet meer, smaak veranderd. Lang houdbaar.
4 Drogen
Al het water onttrekken
Schimmels/Bacteriën hebben water nodig om te leven.
5A Inblikken
Eerst verhitten dan luchtdicht verpakken.
Schimmels/Bacteriën hebben lucht nodig om te leven.
5B Vacuüm verpakken
Alle lucht uit verpakking zuigen
Schimmels/Bacteriën hebben lucht nodig om te leven.
6A Natuurlijk conserveermiddel
Suiker, Zout en Zuur
Schimmels/Bacteriën kunnen niet goed meer leven.
Suiker: haalt vocht weg uit schimmels/bacteriën.
Zout: haalt vocht uit alles.
Zuurgraad: Enzymen niet werkbaar.
Slide 8 - Slide
Voedingsmiddelen
Voedingsmiddel: alles wat je eet en drinkt.
Voedingsstoffen: bruikbare bestanddelen van voedingsmiddelen.
Voedingsvezel: onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel.
Plantaardige voedingsmiddelen: afkomstig van planten.
Dierlijke voedingsmiddelen: delen van (vis / vlees) of producten van dieren (eieren / melk).
Slide 9 - Slide
Vier groepen voedingsstoffen
Er zijn vier hoofdgroepen voedingsstoffen.
Bouwstoffen
Brandstoffen
Reservestoffen
Beschermende stoffen.
Slide 10 - Slide
Voedingsstoffen & functie
Slide 11 - Slide
Voedingsstoffen
Eiwitten
Koolhydraten
Onverzadigde vetten
Verzadigde vetten
Slide 12 - Slide
waarom heb je vooral onverzadigde vetten nodig
A
voor opbouw van je botten
B
voor opbouw van je tanden
C
voor opbouw van je chromosomen
D
voor opbouw van je celmembranen
Slide 13 - Quiz
Alle voedingsstoffen zijn........
A
brandstoffen
B
reservestoffen
C
bouwstoffen
D
beschermende stoffen
Slide 14 - Quiz
Welke manier van conserveren: water uit het voedsel halen
A
Pasteuriseren
B
Steriliseren
C
Invriezen
D
Drogen
Slide 15 - Quiz
Door welke conserveringsmanier gaan micro-organismen dood?
A
Invriezen
B
Steriliseren
C
Drogen
D
Suiker toevoegen
Slide 16 - Quiz
Eiwitten kunnen niet in je lichaam worden opgeslagen. Overtollige eiwitten zijn afvalstoffen:
A
waar
B
niet waar
Slide 17 - Quiz
Welk enzym vertoont de grootste enzymactiviteit?
A
x (rood)
B
y (groen
C
z (paars)
D
ze zijn allemaal gelijk
Slide 18 - Quiz
Wat zijn geen voedingsstoffen?
A
Koolhydraten
B
Water
C
Mineralen
D
Vezels
Slide 19 - Quiz
Wat zijn voedingsstoffen?
A
Alles wat je eet en drinkt
B
Stoffen uit planten die je lichaam niet kan verteren
C
Bruikbare bestanddelen uit voedingsmiddelen
Slide 20 - Quiz
Wat is GEEN koolhydraat?
A
Zetmeel
B
Glucose
C
Vezels (cellulose)
D
Kalk
Slide 21 - Quiz
Onverzadigde vetten zijn goede vetten
A
Juist
B
Onjuist
Slide 22 - Quiz
Welke bewering klopt over de enzymactiviteit en de enzymconcentratie bij temperaturen P, Q en R?
A
Bij alle drie de temperaturen is de enzymconcentratie gelijk.
B
Tussen P en Q neemt de activiteit toe, omdat de concentratie van het enzym toeneemt.
C
Tussen Q en R neemt de activiteit af, omdat de concentratie van het enzym afneemt.
Slide 23 - Quiz
Welk enzym vertoont de grootste enzymactiviteit bij 30 graden Celsius?