Grammatica 10 mei

Grammatica
- vergrotende en overtreffende trap
- telwoorden
- hulpwerkwoorden 
1 / 19
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 6

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatica
- vergrotende en overtreffende trap
- telwoorden
- hulpwerkwoorden 

Slide 1 - Slide

Trappen van vergelijking
Voorbeeld: groot - groter - grootst
grond trap = groot
vergrotende trap = groter
overtreffende trap = grootst

Slide 2 - Slide

Maak de trap van vergelijking:
slecht - ..... - ......

Slide 3 - Open question

Maak de trap van vergelijking:
mooi - ..... - ......

Slide 4 - Open question

Maak de trap van vergelijking:
nieuw - ..... - ......

Slide 5 - Open question

Maak de trap van vergelijking:
blond - ..... - ......

Slide 6 - Open question

Maak de trap van vergelijking:
donker - ..... - ......

Slide 7 - Open question

Telwoorden
Het telwoord geeft een hoeveelheid aan
Dat is één kilo suiker.
Een insect heeft zes poten.

Slide 8 - Slide

Wat is het telwoord:
Ik tel zeven kralen op het rekenrekje.

Slide 9 - Open question

Wat is het telwoord:
Er zijn drie muizen ontsnapt.

Slide 10 - Open question

Wat is het telwoord:
Ik heb maar twee snoepjes gepakt.

Slide 11 - Open question

Wat is het telwoord:
Dat kost duizend euro.

Slide 12 - Open question

Wat is het telwoord:
Ik ben op de vijfde plaats geëindigd.

Slide 13 - Open question

Hulpwerkwoord
Staat samen met een ander werkwoord in de zin. 
Geeft het andere werkwoord een beetje 'hulp'.
Wout heeft zijn boek gelezen.

Slide 14 - Slide

Wat is het hulpwerkwoord?
Het boek wordt door Wout gelezen.

Slide 15 - Open question

Wat is het hulpwerkwoord?
Ik ben om 10 uur vertrokken.

Slide 16 - Open question

Wat is het hulpwerkwoord?
Ik had niet geleerd.

Slide 17 - Open question

Wat is het hulpwerkwoord?
Mijn broertje was gevallen.

Slide 18 - Open question

Wat is het hulpwerkwoord?
De jongens hebben gevoetbald.

Slide 19 - Open question