What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Signaalwoorden les 3
Programma
8:45-9.05 uur
: kernzin, feit/mening, tekstopbouw
9:05-9.25 uur
: oefenen met signaalwoorden/verbanden
9:25-9.35 uur:
opdracht/telefoon
1 / 36
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
This lesson contains
36 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Programma
8:45-9.05 uur
: kernzin, feit/mening, tekstopbouw
9:05-9.25 uur
: oefenen met signaalwoorden/verbanden
9:25-9.35 uur:
opdracht/telefoon
Slide 1 - Slide
De kernzin
De belangrijkste zin van een alinea
Vaak de eerste of laatste zin van een alinea
Slide 2 - Slide
Even oefenen:
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Feit
Een feit is iets zoals het is. Iedereen weet dat het waar is. Je kunt het zien, horen, lezen.
Iemand anders die ook kijkt, luistert of leest; die ziet, hoort en leest precies hetzelfde.
Een feit is te controleren.
Slide 5 - Slide
Mening
Een mening is wat jij vindt van wat je ziet, hoort of leest.
Iemand anders kan dat op een andere manier zien en een andere mening hebben.
Slide 6 - Slide
Staat hier een feit of een mening?
Ik vind 'The Cell' een spannende film.
A
Feit
B
Mening
Slide 7 - Quiz
Staat hier een feit of mening?
Ik zit in klas k2c.
A
Feit
B
Mening
Slide 8 - Quiz
Staat hier een feit of een mening?
Sporten is het leukste dat er is.
A
Feit
B
Mening
Slide 9 - Quiz
Staat hier een feit of een mening?
Morgen heb ik rijles.
A
Feit
B
Mening
Slide 10 - Quiz
Staat hier een feit of een mening?
Caroline van der Plas moet de nieuwe minister president worden.
A
Feit
B
Mening
Slide 11 - Quiz
Tekstopbouw
Titel
Inleiding
Kern/middenstuk
Slot
Slide 12 - Slide
Lees de tekst
Invloed van digitale communicatie op taalvaardigheden
Uit welke alinea('s) bestaat de inleiding?
Uit welke alinea('s) bestaat het slot?
Slide 13 - Slide
Verband tegenstelling
maar
echter
toch
in tegenstelling tot
daarentegen
Slide 14 - Slide
Tim heeft zijn huiswerk gemaakt, maar Finn is het vergeten.
Wat is het signaalwoord voor tegenstelling in deze zin?
Slide 15 - Slide
Mijn oma houdt van verjaardagen, in tegenstelling tot mijn opa.
Wat zijn de signaalwoorden voor tegenstelling in deze zin?
Slide 16 - Slide
Ik vond het een spannende film. Lieke vond het echter een saaie film.
Wat is het signaalwoord voor tegenstelling in deze zin?
Slide 17 - Slide
Ik voelde me niet zo goed. Toch ben ik komen werken.
Wat is het signaalwoord voor tegenstelling in deze zin?
Slide 18 - Slide
Mijn oude baas was altijd op kantoor. Daarentegen lijkt mijn nieuwe baas nooit op het werk te zijn.
Wat is het signaalwoord voor tegenstelling in deze zin?
Slide 19 - Slide
Verband oorzaak – gevolg
daardoor, waardoor
door, doordat
hierdoor
zodat
het gevolg is
Slide 20 - Slide
Het is vanavond koopavond. Daardoor kan het drukker zijn op de weg.
Wat is het signaalwoord voor oorzaak-gevolg in deze zin?
Slide 21 - Slide
Door de veranderingen in het klimaat stijgt de zeespiegel.
Wat is het signaalwoord voor oorzaak-gevolg in deze zin?
Slide 22 - Slide
Er liggen heel veel blaadjes op het spoor. Het gevolg is dat de trein ernstig vertraagd is.
Wat zijn de signaalwoorden voor oorzaak-gevolg in deze zin?
Slide 23 - Slide
Het regende de hele dag, zodat de wedstrijd afgelast moest worden.
Wat is het signaalwoord voor oorzaak-gevolg in deze zin?
Slide 24 - Slide
Werkblad
Wat
: Maak opdracht 2.
Hoe
: in tweetallen.
Je mag met zachte stem overleggen.
Tijd
: 5 minuten werken.
Daarna bespreken we de opdracht na.
timer
5:00
Slide 25 - Slide
Verband samenvatting
kortom
al met al
samenvattend
samengevat
Slide 26 - Slide
Simon brak zijn been. Tom kreeg een rode kaart. Samengevat, het was een verschrikkelijke wedstrijd.
Wat is het signaalwoord voor samenvatting in deze zin?
Slide 27 - Slide
We hadden mooi weer. De camping was prachtig. Kortom, we hebben een geweldige vakantie gehad.
Wat is het signaalwoord voor samenvatting in deze zin?
Slide 28 - Slide
Ook doe ik graag aan tennis en wielrennen.
Wat is het verband?
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
opsomming
D
(tijd)volgorde
Slide 29 - Quiz
Ik hou niet van vliegen, toch ga ik wel graag op reis.
Wat is het verband?
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
opsomming
D
samenvatting
Slide 30 - Quiz
Op zaterdag heb ik een voetbalwedstrijd, op zondag ga ik naar de stad met vrienden. Al met al heb ik een druk weekend.
Welk verband?
Welk tekstverband?
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
samenvatting
D
tegenstelling
Slide 31 - Quiz
Toen ik op school kwam, bleek het eerste lesuur uit te vallen.
Toen is het signaalwoord voor ....
A
oorzaak-gevolg
B
(tijd)volgorde
C
opsomming
D
samenvatting
Slide 32 - Quiz
Veel meiden willen naar het optreden van Pink, maar er zijn maar een beperkt aantal kaarten te koop.
A
Tekstverband = tegenstelling
B
Tekstverband = samenvatting
C
Tekstverband = opsomming
Slide 33 - Quiz
Opdracht
: lees de tekst en beantwoord daarna vragen
Slide 34 - Slide
Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen
Slide 35 - Quiz
Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
A
(tijd)volgorde
B
opsomming
C
samenvatting
D
tegenstelling
Slide 36 - Quiz
More lessons like this
Lezen blok 3 en 4 pwweek
December 2023
- Lesson with
42 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Lezen 2.3
July 2024
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 3
Tekstverbanden en signaalwoorden
February 2024
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Nederlands Lezen h1 t/m h5
October 2022
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Lezen blok 3 en 4 SO
April 2024
- Lesson with
42 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Mavo 1, 12 februari, kernzin, komma's, feit en mening
February 2024
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Tekstverbanden en signaalwoorden
November 2024
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Tekstverbanden leerjaar 1
April 2024
- Lesson with
43 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1-3