Lezen 2.3

Lezen 2.3
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lezen 2.3

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen:
- Ik kan informatieve teksten lezen
- Ik zie het verschil tussen hoofdzaken- en bijzaken
- Ik kan een eenvoudige tekst beknopt samenvatten
- Ik begrijp wat alinea's met elkaar te maken hebben
- Ik kan onderscheid maken tussen feiten en meningen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Hoofdzaken en bijzaken

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Hoofdzaken en bijzaken van een tekst
Een leestekst bestaat altijd uit hoofdzaken en bijzaken. 


De Hoofdzaak

Is het belangrijkste
Bijzaken 

Geven meer informatie of uitleg

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Hoofdzaken en bijzaken
Hoofdzaken
De belangrijkste informatie. Je kunt hoofdzaken vinden in kernzinnen. Hoofdzaken zet je in je samenvatting. 
Bijzaken
Dit zijn bijvoorbeeld voorbeelden bij de kernzin. Kan ook gaan om uitleg. Dit zet je niet in je samenvatting. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

KERNZINNEN
Kernzin
De belangrijkste informatie van een alinea.
Waar staat de kernzin? 
  • De 1e zin is de kernzin.
  • De 2e zin van een alinea is de kernzin.
  • De laatste zin van de alinea is de kernzin.


Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Samenvatting maken met kernzinnen
Een kernzin is een mini-samenvatting van de alinea.

Hoofdzaak van de tekst = alle kernzinnen van de belangrijkste alinea's onder elkaar zetten. 

Samenvatting = zijn de hoofdzaken van een tekst. 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

 Feiten en meningen
 Feiten en meningen

In teksten kom je feiten en meningen tegen. 










feit
mening
Is echt of is werkelijk gebeurd.
Is wat iemand ergens van vindt of over denkt.
Kun je meestal controleren.
Verschilt per persoon: iedereen kan een andere mening hebben.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Video

This item has no instructions

Voor nu even genoeg informatie..............

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Doen:

- Maken van 2.3 Lezen vanaf blz 80: opdracht 1 t/m 7
(Klaar: Oefen met: Versterk jezelf: signaalwoorden)

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Lezen 2.3 les 2

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Hoe zat het 
ook alweer?

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

-Verschil hoofd- en bijzaken

- Samenvatten van een tekst

- Feiten en meningen

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Video

This item has no instructions

Lezen 2.1  les 2
In een langere tekst hebben de alinea's met elkaar te maken. Dit noem je een tekstverband. Hieronder de verbanden die je moet kennen!
1. opsomming
2. tegenstelling
3. reden
4.conclusie
4. voorbeeld
5. oorzaak gevolg

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Signaalwoorden
Een verband wordt vaak aangegeven door een signaalwoord, soms zelfs door meerdere signaalwoorden.

BIj elk soort verband horen eigen signaalwoorden.
Dit betekent niet dat elk verband te zien is aan een signaalwoord, er zijn ook verbanden zonder signaalwoorden.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Opsomming

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

tekstverband 1:Opsomming
Signaalwoorden van de opsomming:
als eerste, bovendien, daarnaast, vervolgens, ook, tot slot

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

tekstverband 2:Tegenstelling
Tegenstelling:
De weerman vertelde dat het vandaag mooi weer zou worden, maar het regende pijpenstelen.

Wat is de tegenstelling?
Aan welk signaalwoord kan je de tegenstelling herkennen?

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Een tegenstelling
Woorden die elkaars tegenovergestelde zijn, noem je een tegenstelling.
Signaalwoorden als:
 echter, toch, maar, daarentegen en hoewel
helpen om een tegenstelling te vinden in de zin.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Tekstverband 3: reden
Het tekstverband reden geeft een verklaring waarom iemand iets zegt of doet. Stel, je komt te laat in de les, omdat de bus vertraging had. Dat is de reden voor je late binnenkomst in de les.
De volgende signaalwoorden geven een reden aan: want, omdat en daarom. Het tekstverband reden kan ook in een tekst voorkomen zónder signaalwoorden.

Jurgen haalt vlooienshampoo bij de dierenwinkel, want de kat heeft last van vlooien.
Het regent heel hard, daarom trek ik mijn regenponcho aan.



Slide 22 - Slide

This item has no instructions

signaalwoorden: reden
De reden - waarom je iets vindt (past bij argument)

signaalwoorden bij tekstverband reden: want, omdat, vanwege, immers, namelijk 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Tekstverband 4: Conclusie
Een conclusie geeft de belangrijkste bevindingen of mening van de schrijver weer. 

Het mag al met al duidelijk zijn dat Dutch Cuisine niet door alle studenten wordt gewaardeerd.

Kortom, al met al, samenvattend, concluderend.

Slide 24 - Slide

Leg uit wat een conclusie is en geef voorbeelden van signaalwoorden die hierbij horen.
Tekstverband "conclusie"
Een conclusie is een besluit/ uitkomst. Vaak in de laatste alinea van een tekst te vinden. Dit tekstverband herken je aan de volgende signaalwoorden:
  • Concluderend
  • Dus
  • Kortom
  • Vandaar

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

TEKSTVERBAND 5 :VOORBEELD

Het tekstverband VOORBEELD geeft aan dat er extra informatie over het onderwerp volgt, vaak in de vorm van een voorbeeld.

Dit verband wordt ook wel uitleggend verband genoemd.


Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Tekstverband voorbeeld
Signaalwoorden:
bijvoorbeeld
zo
zoals
denk aan
neem nou
onder andere

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

tekstverband 6:oorzaak/gevolg

Een oorzaak/gevolg geeft aan

waarom iemand iets doet of vindt.


Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Het tekstverband oorzaak-gevolg
Tekstverband
Signaalwoord
Voorbeeld
Oorzaak-gevolg
doordat, daardoor, waardoor, met als gevolg, zodat...
Doordat het vanmorgen spiegelglad was, kwamen we te laat op school aan.
Ik werd getackeld en kreeg daardoor een dikke knie.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Doen:

- Nakijken huiswerk: 1 t/m 7
- Maken opdracht 8, 10,  12, 13, 14, 15, 16

Slide 30 - Slide

This item has no instructions