Persoonlijk voornaamwoord hen/hun V4

Hen/hun
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hen/hun

Slide 1 - Slide

Wanneer gebruik je het persoonlijk voornaamwoord hen?


Gebruik hen:
1. na een voorzetsel
2. als lijdend voorwerp

Slide 2 - Slide

Hen na een voorzetsel
Ik geef dat boek aan hen.
Oma verwachtte een reactie van hen.
De docent stond achter hen.

Slide 3 - Slide

Hen als lijdend voorwerp
De conciërge bekeek hen argwanend.
Hij ontsloeg hen per direct.
Niemand beledigde hen.

Slide 4 - Slide

Wanneer gebruik je het persoonlijk voornaamwoord hun?


Gebruik hun
als het een meewerkend voorwerp is en er geen voorzetsel staat

Slide 5 - Slide

Hun
Ik geef hun een boek.
Mijn vader bood hun een lift aan.
De tranen stonden hun in de ogen.

Slide 6 - Slide

Thailand is [...] te ver.
A
hen
B
hun

Slide 7 - Quiz

Daniek feliciteerde [...].
A
hen
B
hun

Slide 8 - Quiz

Dankzij [...] ben ik op tijd.
A
hen
B
hun

Slide 9 - Quiz

Mark geeft [...] het cadeau alvast.
A
hen
B
hun

Slide 10 - Quiz

Hoe gaat het met [...]?
A
hen
B
hun

Slide 11 - Quiz

Linde wacht al een kwartier op [...].
A
hen
B
hun

Slide 12 - Quiz

Laat [...] maar praten.
A
hen
B
hun

Slide 13 - Quiz

Thijmen biedt [...] zijn verontschuldiging aan.
A
hen
B
hun

Slide 14 - Quiz

Mevrouw De Boer leert [...] de regels aan.
A
hen
B
hun

Slide 15 - Quiz

Annemijn troggelde [...] al hun geld af.
A
hen
B
hun

Slide 16 - Quiz

Sil wees [...] een voor een aan.
A
hen
B
hun

Slide 17 - Quiz

Rozemarijn luisterde [...] af.
A
hen
B
hun

Slide 18 - Quiz

Sophie gaf [...] geen antwoord.
A
hen
B
hun

Slide 19 - Quiz

Obbe wees [...] af.
A
hen
B
hun

Slide 20 - Quiz

Arend praat nu al uren met [...].
A
hen
B
hun

Slide 21 - Quiz

Mia gaf [...] een knuffel.
A
hen
B
hun

Slide 22 - Quiz

Idse belt [...] op.
A
hen
B
hun

Slide 23 - Quiz

Naomi blijft bij [...].
A
hen
B
hun

Slide 24 - Quiz