Verkeer les 5 en 6

• Verkeer
• Basisschool
• Groep 6

Verkeer les 5 en 6

Het groene licht knippert.

Wat moeten ze doen?

1. Rustig oversteken
2. Vlot oversteken
3. Wachten

Mag zij langs de bus?

1. Ja, want de bus staat nog stil.
2. Nee, want je moet een bus voor laten gaan als die binnen de bebouwde kom wil wegrijden bij de halte.
3. Ja, want je gaat langs een bus die binnen de bebouwde kom wil wegrijden bij de halte.
4. Nee, want een bus moet altijd voorrang krijgen.

Wie mag eerst

1. Elin
2. Isa
3. Scooter

Wie is met Anna
op dezelfde weg?

1. De fietser met de blauwe helm
2. De voetganger
3. De fietser met het oranje shirt

Wie mag eerst?

1. Maelynn, want zij rijdt op een verharde weg en Boas rijdt op een onverharde weg.
2. Boas, want kleine bocht gaat voor grote bocht.
3. Maelynn, want rechtdoor op dezelfde weg gaat voor
4. Boas, want hij komt van rechts.

Wat is waar?

1. Bas mag eerst, want de halte is buiten de bebouwde kom.
2. De bus mag eerst, want de voorgaanregels bij een bus gelden niet voor voetgangers.
3. De bus mag eerst, want de halte is binnen de bebouwde kom.

Elske wil rechtdoor.
Ze scant haar omgeving.
Wat moet ze opmerken en
zich bedenken?
Er zijn drie antwoorden goed.

1. De auto heeft zijn richtingaanwijzer aan en wil dus wegrijden.
2. Ik moet de auto voorrang geven
3. De bestuurder van de auto moet mij voor laten gaan.
4. Ziet de bestuurder van de auto mij wel?

In welke volgorde
mogen ze verdergaan?

1. 1 Maartje; 2. Rifka; 3. Noor
2. 1 Noor; 2. Maartje; 3. Rifka
3. 1 Rifka; 2. Maartje; 3. Noor
4. 1. Maartje; 2. Noor; 3. Rifka

Nia wil rechts afslaan.
Imke wil rechtdoor.
Wie mag eerst?

1. Imke, want Nia komt uit een uitrit.
2. Nia, want zij komt van rechts.
3. Imke, want zij gaat rechtdoor op dezelfde weg.
4. Nia, want zij slaat af naar rechts.

wat moet Simon opmerken
om veilig over te
kunnen steken?
meerdere antwoorden goed

1. De auto wil links afslaan, daar krijg ik niet mee te maken.
2. Er staat een man met een kinderwagen.
3. De scooter wil links afslaan, laat hij mij wel voorgaan?
4. Er staat een vuilnisbak op de stoep.

Iedereen wilt rechtdoor
Wie mag eerst?

1. Baukje
2. Eddem
3. Mara

De fietser wil links afslaan
en de auto wil rechtdoor.
Welke voorgaanregel
geldt hier?

1. Je gaat voor als een bestuurder uit een uitrit komt.
2. Rechtdoor op dezelfde weg gaat voor.
3. Je gaat voor als een bestuurder van een parkeerplaats wil wegrijden
4. Kleine bocht gaat voor grote bocht.