This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Lezen
Slide 1 - Slide
Goede maatjes
pagina 1 + 2 bespreken
Slide 2 - Slide
Samenvatting theorie H1 t/m H6
onderwerp
deelonderwerp(en)
inleiding, slot en hoofdgedachte
tekstverbanden en signaalwoorden
tekstdoel en -soort
tekst en beeld
Slide 3 - Slide
Onderwerp
Slide 4 - Slide
Het onderwerp van een tekst
Iedere tekst gaat ergens over.
Als je het onderwerp van een tekst wilt weten, stel je jezelf de vraag: Waar gaat deze tekst over?
Het onderwerp schrijf je zo kort en precies mogelijk op.
Je antwoord bestaat uit één of enkele woorden (geen hele zin met werkwoorden)
Slide 5 - Slide
Zo vind je het onderwerp van een tekst:
- kijk naar de titel
- kijk naar de illustraties (plaatjes)
- kijk naar eventuele tussenkopjes
- let op andersgedruktewoorden
- lees de eerste alinea
Als je dit doet, dan gebruik je de strategie: oriënterend lezen
Daarna schrijf je in 1 of een paar woorden op waar de tekst overgaat!
Slide 6 - Slide
Hoe vind ik het onderwerp van een tekst?
A
Door alleen naar de titel te kijken.
B
Door te kijken naar de titel en tussenkopjes
C
Door de inleiding te lezen en te kijken naar de tussenkopjes.
D
Door te kijken naar de tussenkopjes, titel, illustraties en de inleiding te lezen.
Slide 7 - Quiz
Wat is het onderwerp van deze tekst?
In het schooljaar 2019-2020 gingen de centrale examens niet door vanwege Corona. Veel leerlingen vonden dit erg jammer. Ze hadden graag willen ervaren hoe het zou zijn om samen in een gymzaal de examens te moeten maken. Nu er geen examens zijn gemaakt, weten de leerlingen ook niet of ze ooit officieel geslaagd zouden zijn. Hopelijk gaan dit schooljaar de examens wel gewoon door.
Slide 8 - Open question
Deelonderwerp
Slide 9 - Slide
Een tekst bestaat vaak uit drie delen
Inleiding - middenstuk - slot.
In het middenstuk staat de meeste informatie (kern).
Er worden verschillende aspecten van het onderwerp besproken. Dit noem je: deelonderwerpen (tussenkopjes).
Slide 10 - Slide
Hoe vind je deelonderwerpen?
Je leest de tekst globaal.
Dit betekent: de eerste en laatste zin van alle alinea's lezen.
Als je iets wilt opzoeken, ga je zoekend lezen.
Let dan op: tussenkopjes, anders gedrukte woorden, opvallende tekens.
Slide 11 - Slide
In welk deel van de tekst vind je de kern (het belangrijkste)?
A
inleiding
B
middenstuk
C
slot
D
inleiding en slot
Slide 12 - Quiz
Inleiding, slot en hoofdgedachte
Slide 13 - Slide
Inleiding
Hierin wordt duidelijk wat het onderwerpvan een tekst is.
Je vindt hier vaak een voorbeeld, een grappig verhaaltje (anekdote).
De lezer wordt nieuwsgierig gemaakt naar de rest van de tekst.
Kan uit meerdere alinea's bestaan.
Slide 14 - Slide
Slot
Het laatste deel van een tekst.
Je vindt hier een conclusie of samenvatting.
Er wordt naar de toekomst gekeken.
Er wordt aangehaakt bij de inleiding.
Slide 15 - Slide
Hoofdgedachte
De hoofdgedachte is een volledige zin die samenvat wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt.
De hoofdgedachte vind je vaak in de inleiding of het slot van een tekst. Soms staat de hoofdgedachte letterlijk in de tekst, soms moet je de hoofdgedachte zelf samenstellen.
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Video
De hoofdgedachte...
A
staat altijd in de inleiding.
B
staat altijd in het slot.
C
moet je altijd zelf bedenken.
D
staat vaak in de inleiding of het slot.
Slide 18 - Quiz
De hoofdgedachte is...
A
de kernzin
B
de hoofdzaken
C
het belangrijkste van een tekst in één zin.
D
de samenvatting
Slide 19 - Quiz
Wat is de hoofdgedachte?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.
Slide 20 - Quiz
Tekstverbanden en signaalwoorden
Slide 21 - Slide
In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen. Dat noem je een tekstverband.
Je kunt een tekstverband vaak herkennen aan signaalwoorden.
Slide 22 - Slide
Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord 'ook'?
A
tegenstellend tekstverband
B
chronologisch tekstverband
C
toelichtend tekstverband
D
opsommend tekstverband
Slide 23 - Quiz
Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord 'binnenkort'?
A
chronologisch tekstverband
B
opsommend tekstverband
C
tegenstellend tekstverband
D
toelichtend tekstverband
Slide 24 - Quiz
Signaalwoord ’bijvoorbeeld’ verwijst naar een
A
chronologisch tekstverband
B
toelichtend tekstverband
C
tegenstellend tekstverband
D
opsommend
tekstverband
Slide 25 - Quiz
Het regent, maar toch schijnt de zon.
A
opsommend tekstverband
B
chronologisch tekstverband
C
tegenstellend tekstverband
D
toelichtend tekstverband
Slide 26 - Quiz
Tekstsoorten - en doelen
Slide 27 - Slide
Tekstdoelen
Elke tekst wordt geschreven met een reden.
De schrijver wil iets bereiken --> heeft een doel.
Dit noemen we een tekstdoel (of schrijfdoel).
Bij een tekstdoel hoort een tekstvorm.
Slide 28 - Slide
Tekstdoelen en -soorten
Slide 29 - Slide
Is 'informeren' een tekstdoel of een tekstsoort?
A
Tekstsoort
B
Tekstdoel
C
Beide
D
Geen van beide
Slide 30 - Quiz
Geef een voorbeeld van een tekst waarbij de schrijver je wil activeren iets te doen
Slide 31 - Open question
Amuserende tekstsoorten
Slide 32 - Mind map
Wat is het tekstdoel van een betoog? Een betoog is een verhaal waarin je een standpunt probeert te verdedigen met argumenten. Met je betoog probeer je iemand te .....
A
amuseren
B
activeren
C
informeren
D
overtuigen
Slide 33 - Quiz
Wat is het tekstdoel van een roman (Zwijg van Mel Wallis de Vries is een roman)
A
overtuigen
B
informeren
C
activeren
D
amuseren
Slide 34 - Quiz
Tekst en beeld
Slide 35 - Slide
Vaak staan er illustraties (plaatjes) bij een tekst, zoals foto's, tekeningen, schema's, kaartjes en tabellen.
Doelen:
de tekst verfraaien
de aandacht trekken
informatie uit de tekst verduidelijken
informatie uit de tekst aanvullen
Slide 36 - Slide
Met dit onderdeel wil ik nog extra oefenen
Slide 37 - Open question
Ik wil graag nog extra oefenen met
A
tekstverbanden en signaalwoorden
B
tekstdoelen
C
doelen van afbeeldingen bij een tekst
D
onderwerp, deelonderwerp en hoofdgedachte
Slide 38 - Quiz
Ik snap de theorie van lezen voor pww3, ik kan de theorie toepassen in (vragen over) teksten.