Verhaalanalyse

1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat is literatuur
Dit is een verzamelnaam voor alle soorten fictionele teksten: proza, poëzie en drama.
Bij verhaalanalyse kijken we naar proza: verhalen, novellen en romans.
Literatuur wil amuseren, maar ook de kijk op jezelf en de werkelijkheid veranderen of nieuwe inzichten verschaffen.

Tegenover literatuur staat lectuur: dit heeft als belangrijkste doel de lezer te amuseren.

Slide 2 - Slide

Criteria literatuur
- Originaliteit: werken voegen iets nieuws toe aan alles wat al eerder is geschreven
- Onvoorspelbaarheid
- Stijl: taal is mooi of bijzonder, door beeldspraak en stijlfiguren
- Diepere laag: het verhaal gaat behalve over personages en situaties over iets anders, vaak iets abstracts. Dit zet de lezer aan het denken,

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Hoofpersoon
Meestal een round character.
- uitgebreid beschreven, zowel uiterlijk als innerlijk
- maakt een ontwikkeling door
- je weet wat de hoofdpersoon hoort, ziet, denkt en voelt

- heeft vaak een tegenspeler, deze zorgt dat de hoofdrolspeler optimaal tot zijn recht komt.


Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Bijfiguren
Bijfiguren zijn minder uitgewerkt dan hoofdpersonen. Andere term: flat character. Ze hebben nauwelijks een ontwikkeling en worden bijna niet uitgewerkt.

- Type: nauwelijks uitgewerkt, rol is belangrijker dan wie ze zijn. Speelt een ondergeschikte rol.
- Karikatuur: bepaalde kenmerken worden overdreven

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

1.4 Tijd
- Historische tijd: tijd waarin het verhaal zich afspeelt (bv 1979, de middeleeuwen). Wordt ook wel verteltijd genoemd.
- Vertelde tijd: de duur van het verhaal, hoe lang het verhaal van begin tot eind duurt.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

1.6 Setting
Plaats, tijd en omstandigheden die de achtergrond vormen waartegen het verhaal zich afspeelt.
- Plaats: de geografische plaats
- Tijd: de historische tijd, wanneer het zich afspeelt (denk ook aan jaargetijde, maand, dag enz.)
- Omstandigheden: wat er algemeen gebeurt, bv vakantie, hongerwinter, oorlog.

Slide 20 - Slide

1.6 Ruimte
De locatie waar het verhaal zich afspeelt.
Hebben vaak een functie. 
- Karakterisering van een personage
- Sfeertekening
- Symbolisch

Slide 21 - Slide

1.7 Spanning

- Spanning zorgt ervoor dat je door wilt lezen
- Is dus niet hetzelfde als spannend!

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide