Grammatica Quiz 2 VMBO B/K 3

Grammatica Quiz 2 VMBO B/K 3
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Grammatica Quiz 2 VMBO B/K 3

Slide 1 - Slide

Zij, hun of hen: Is de zin goed of fout?

* Gisteren hielden hun een enquête onder de leerlingen.
A
goed
B
fout

Slide 2 - Quiz

Zij, hun of hen?

* Weet jij een leuk cadeau om aan ... te geven?
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 3 - Quiz

Goed of fout?

* Dat is de garage die bij bij hun huis hoort.
A
goed
B
fout

Slide 4 - Quiz

Welke 2 zinnen staat een hyperbool(overdrijving)?
A
Ik heb je al een miljoen keer gezegd dat ik niet mee ga.
B
Wat ontzettend onhandig hoe je dat hebt opgelost.
C
Olie kan in brand vliegen bij +/- 315 graden celsius.
D
Ik ben in een seconde terug.

Slide 5 - Quiz

Wat is geen retorische vraag?
A
Je maakt een grapje?
B
Laat jij de hond even uit?
C
Dat is toch logisch?
D
Wanneer ben je er?

Slide 6 - Quiz

Directe rede of indirecte rede?

* 'Hoe laat kom je?', vroeg mijn opa.
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 7 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen?

* Als je nu niet opschiet, zijn we te laat voor de film en mogen we er niet meer in
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quiz

Wat is geen voegwoord?
A
met
B
en
C
terwijl
D
want

Slide 9 - Quiz

Directe rede of indirecte rede?

* Ze vragen of ik morgen kan komen werken.
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 10 - Quiz

Welke aanwijzende voornaamwoorden bij 'het' woorden?
A
deze
B
dit
C
die
D
dat

Slide 11 - Quiz

Welk betrekkelijk voornaamwoord?

* Haar hondje ... ziek is, moet naar de dierenarts.
A
die
B
dat
C
wat
D
wie

Slide 12 - Quiz

Welk betrekkelijk voornaamwoord?

* Hij was helemaal nat van de regen ... hij niet echt leuk vond.
A
die
B
dat
C
wat
D
wie

Slide 13 - Quiz