Oefening spelling en grammatica

Oefening grammatica en spelling
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oefening grammatica en spelling

Slide 1 - Slide

Zinsontleden

Slide 2 - Slide

In welke volgorde ontleed je een zin?
bvb
zinsdelen
o
wwg
lv (!)
mv
bwb

Slide 3 - Drag question

Ontleed de volgende zin:
Ik heb Thea een cadeautje gegeven
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Ik
heb gegeven
een cadeautje
Thea

Slide 4 - Drag question

Ontleed de volgende zin
Zo'n leuke disco
zou
de scouting
ook eens
moeten organiseren
Onderwerp
Persoonsvorm
gezegde
gezegde
lijdend voorwerp
onderwerp

Slide 5 - Drag question

Ontleed de volgende zin
Lindsey
mocht
van haar moeder
schoenen met hakken
kopen
Onderwerp
Onderwerp
gezegde
gezegde
Persoonsvorm
Lijdend voorwerp

Slide 6 - Drag question

Een BVB zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

Een bvb staat voor een zelfstandig naamwoord, nooit erachter.
A
goed
B
fout

Slide 8 - Quiz

Zij is een uitstekende tennisspeelster.
Wat is een bvb?
A
Zij
B
een uitstekende tennisspeelster
C
geen bvb
D
uitstekende

Slide 9 - Quiz

Tijdens de vakantie liep hij een dubbele beenbreuk op.
Wat is een bvb?
A
dubbele
B
geen bvb
C
een dubbele beenbreuk
D
Tijdens de vakantie

Slide 10 - Quiz

De dochter van de leraar is een uitstekende tennisspeelster.
Wat is nog meer een bvb?
A
De dochter van de leraar
B
van de leraar
C
geen andere bvb

Slide 11 - Quiz

Wat is de bvb in de zin?
Op basis van wilde verhalen werd hij geschorst.
A
basis
B
verhalen
C
wilde
D
geschorst

Slide 12 - Quiz

woordsoorten

Slide 13 - Slide

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Welke
dj
treedt
morgen
hier
op
tijdens
het
festival?

Slide 14 - Drag question

Sleep elk woord naar de juiste woordsoort. Let op! Je kunt woordsoorten meerdere keren gebruiken. 
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
 lidwoord
werkwoord
werkwoord
Voorzetsel
De
klantenservice
wordt
overspoeld
door
telefoontjes
van
ontevreden
klanten.
Momenteel

Slide 15 - Drag question

Spelling
meervoud

Slide 16 - Slide

Woorden die eindigen op -ie krijgen soms meervoud -s en soms meervoud -en. Bij meervoud op -en geldt de volgende regel.
A
Beklemtoonde -ie of betekent + ën
B
Onbeklemtoonde -ie of betekent + ën
C
Als het woord meer dan twee lettergrepen heeft krijgt het + ën
D
In veel gevallen gebruik je geen trema.

Slide 17 - Quiz

Wat is het meervoud?
A
pannenkoek
B
pannenkoeken
C
koekenpannen
D
koekenpanen

Slide 18 - Quiz

Wat is het meervoud?
A
Melodiën
B
Melodieën
C
Bacteriën
D
Bacterieën

Slide 19 - Quiz

Wat is het meervoud van idee?
timer
0:30
A
idees
B
ideeen
C
ideeën
D
ideën

Slide 20 - Quiz

Het meervoud van buggy is:
A
buggys
B
buggy's

Slide 21 - Quiz

Samenstelling

Slide 22 - Slide

geen tussenletter
Tussenletter 
e
Tussenletters
en
Tussenletter
s
tomaat+sap
groente-soep
champignon+saus
gehakt+bal
rogge+brood
bakker+room
varken+vlees
geit+kaas
kalf+kroket
worst+broodje
koffie+kopje
garnaal+pastei

Slide 23 - Drag question

geen tussenletter
Tussenletter 
e
Tussenletters
en
Tussenletter
s
bureau+lamp
paard+staart
gedachte+gang
ziekte+kiem
spin+web
seconde+wijzer
zon+bloem
dorp+straat
station+weg
fiets+pad
auto+weg
hond+hok

Slide 24 - Drag question

werkwoordspelling

Slide 25 - Slide

Tijdproef
voltooid deelwoord
De persoonsvorm kun je vinden met behulp van de ..................
Ik heb intensief gesport.
Gesport is een ...........

Slide 26 - Drag question

Sleep de werkwoorden uit de zin naar de goede plek.
Mijn vrienden  zijn niet altijd aan het verliezen.
Persoonsvorm
Infinitief
Voltooid deelwoord
zijn
verliezen.

Slide 27 - Drag question

Sleep de werkwoorden uit de zin naar de goede plek.
Hij heeft zijn haren al een jaar niet meer gewassen.
Persoonsvorm
Infinitief
Voltooid deelwoord
heeft
gewassen

Slide 28 - Drag question

werkwoordspelling
A
Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren
B
Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

Slide 29 - Quiz

werkwoordspelling
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 30 - Quiz

werkwoordspelling
A
Hij heeft de boel belazerd.
B
Hij heeft de boel belazert.

Slide 31 - Quiz

werkwoordspelling
A
hij heeft de boel belazerd
B
hij heeft de boel belazert

Slide 32 - Quiz

werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 33 - Quiz

Welk cijfer ga je halen voor de toets?
A
lager dan een 6
B
6-7
C
8-9
D
10

Slide 34 - Quiz