Bs 1 Bouw en Functie DNA

1 / 26
next
Slide 1: Video
Middelbare school

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Leerdoelen
1. Ik kan de bouw van het DNA uitleggen 
2. Ik kan het genoom bij eukaryoten en prokaryoten omschrijven
3. Ik kan uitleggen op welke manier nucleotiden aan elkaar koppelen
4. Ik kan de richting van een DNA-molecuul aflezen en verklaren 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Drag question

Ik kan de bouw van het DNA uitleggen
Nucleotiden:
  1. Desoxyribose
  2. Fosfaatgroep
  3. Stikstofbase (A,T,C,G)

Adenine
Guanine
Thymine
Cytosine

Slide 5 - Slide

Uit hoeveel verschillende nucleotiden bestaat het DNA?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 6 - Quiz

Ik kan de bouw van het DNA uitleggen
Desoxyribose:

  • 1' : stikstofbase
  • 3' :  vrije OH-groep
  • 5' : fosfaatgroep

Slide 7 - Slide

Aan welke bindingsplek koppelen nucleotiden aan elkaar?
A
3' C koppelt aan de volgende fosfaatgroep
B
5' C koppelt aan de volgende fosfaatgroep
C
3' C koppelt aan de volgende desoxyribose
D
5' koppelt aan de volgende desoxyribose

Slide 8 - Quiz

Wat klopt er niet aan dit desoxyribose-molecuul?
A
OH-groep zit verkeerd
B
P-groep zit verkeerd
C
De ring bevat te weinig C-atomen
D
Alles klopt, prima!

Slide 9 - Quiz

Ik kan uitleggen hoe nucleotiden aan elkaar koppelen
  • De vrije OH-groep van 3' C atoom van desoxyribose bindt aan de fosfaatgroep van volgende nucleotide (condensatiereactie)
  • Er ontstaat een enkele DNA-streng met twee verschillende uiteinden:
  • 5' uiteinde (met de P-groep)
  • 3' uiteinde (met de OH-groep)

Slide 10 - Slide

PS..
  • Een losse nucleotide bevat 3 fosfaatgroepen
  • Om twee nucleotiden te laten binden is energie nodig
  • Deze chemische energie is afkomstig van het afsplitsen van de 2 fosfaatgroepen

Slide 11 - Slide

Ik kan uitleggen hoe de dubbele helix is opgebouwd
De stikstofbasen binden aan elkaar via waterstofbruggen

A - T ; 2 waterstofbruggen
C - G; 3 waterstofbruggen

De bruggen houden de twee nucleotidenketens bijeen
De ketens lopen in tegengestelde richting!

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Van dubbelstrengs DNA heeft een streng de nucleotidensequentie ATGGCGA. Wat is de sequentie van de complementaire streng?
A
ATGGCGA
B
AGCGGTA
C
TACCGCT
D
TCGCCAT

Slide 14 - Quiz

Hoe kunnen vier verschillende nucleotiden coderen voor heel veel verschillende eiwitten?
A
Geen idee
B
Doordat ze een DNA-sequentie vormen
C
Door de histonen
D
Door niet-coderend DNA

Slide 15 - Quiz

Ik kan de functie van DNA uitleggen
DNA-sequentie = de volgorde waarin nucleotiden in een DNA-molecuul zijn gerangschikt 
Gen = deel van DNA met de code voor een eiwit (eigenschap)
Niet-coderend DNA = deel van DNA zonder informatie voor eiwitten. Wel regulerende functie bij eiwitsynthese, of code voor andere moleculen of repetitief DNA (korte herhalingen)

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

20000 genen
DNA-sequentie
(3 miljard basenparen)

Slide 18 - Slide

Menselijk genoom: 46 chromosomen

Slide 19 - Slide

Chromosoom?
Hoeveel lengte als je alle 46 chromosomen achter elkaar legt?

Slide 20 - Slide

Chromosoom?
DNA past in de celkern doordat het molecuul is opgerold
  1. DNA rondom histonen (eiwitten)
  2. Histonen vormen nucleosoom (kralenketting)
  3. Gespiraliseerd tot chromatine
  4. Dubbel gespiraliseerd tot chromosoom

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Voorafgaand aan welk proces vormen de chromosomen zich?
A
Despiralisatie
B
DNA-replicatie
C
Eiwitsynthese
D
Celdeling

Slide 23 - Quiz

De compactheid van chromatine heeft effect op de genexpressie. Vindt in chromatine met compacte structuur veel of weinig genexpressie plaats? (leg uit)
A
Veel
B
Weinig

Slide 24 - Quiz

Verwerken
Opdracht 1 bouw van het DNA -> schrijf de antwoorden op je eigen boekje en lever in (inclusief knipsels/stempelresultaten)

Basisstof 2: DNA-replicatie
Neem de tekst aandachtig door
Bekijk uitlegvideo op showbie
Maak opdracht 6 t/m 9

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video