This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Items in this lesson
Slide 1 - Video
Leerdoelen
1. Ik kan de bouw van het DNA uitleggen
2. Ik kan het genoom bij eukaryoten en prokaryoten omschrijven
3. Ik kan uitleggen op welke manier nucleotiden aan elkaar koppelen
4. Ik kan de richting van een DNA-molecuul aflezen en verklaren
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Drag question
Ik kan de bouw van het DNA uitleggen
Nucleotiden:
Desoxyribose
Fosfaatgroep
Stikstofbase (A,T,C,G)
Adenine
Guanine
Thymine
Cytosine
Slide 5 - Slide
Uit hoeveel verschillende nucleotiden bestaat het DNA?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 6 - Quiz
Ik kan de bouw van het DNA uitleggen
Desoxyribose:
1' : stikstofbase
3' : vrije OH-groep
5' : fosfaatgroep
Slide 7 - Slide
Aan welke bindingsplek koppelen nucleotiden aan elkaar?
A
3' C koppelt aan de volgende fosfaatgroep
B
5' C koppelt aan de volgende fosfaatgroep
C
3' C koppelt aan de volgende desoxyribose
D
5' koppelt aan de volgende desoxyribose
Slide 8 - Quiz
Wat klopt er niet aan dit desoxyribose-molecuul?
A
OH-groep zit verkeerd
B
P-groep zit verkeerd
C
De ring bevat te weinig C-atomen
D
Alles klopt, prima!
Slide 9 - Quiz
Ik kan uitleggen hoe nucleotiden aan elkaar koppelen
De vrije OH-groep van 3' C atoom van desoxyribose bindt aan de fosfaatgroep van volgende nucleotide (condensatiereactie)
Er ontstaat een enkele DNA-streng met twee verschillende uiteinden:
5' uiteinde (met de P-groep)
3' uiteinde (met de OH-groep)
Slide 10 - Slide
PS..
Een losse nucleotide bevat 3 fosfaatgroepen
Om twee nucleotiden te laten binden is energie nodig
Deze chemische energie is afkomstig van het afsplitsen van de 2 fosfaatgroepen
Slide 11 - Slide
Ik kan uitleggen hoe de dubbele helix is opgebouwd
De stikstofbasen binden aan elkaar via waterstofbruggen
A - T ; 2 waterstofbruggen
C - G; 3 waterstofbruggen
De bruggen houden de twee nucleotidenketens bijeen
De ketens lopen in tegengestelde richting!
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Van dubbelstrengs DNA heeft een streng de nucleotidensequentie ATGGCGA. Wat is de sequentie van de complementaire streng?
A
ATGGCGA
B
AGCGGTA
C
TACCGCT
D
TCGCCAT
Slide 14 - Quiz
Hoe kunnen vier verschillende nucleotiden coderen voor heel veel verschillende eiwitten?
A
Geen idee
B
Doordat ze een DNA-sequentie vormen
C
Door de histonen
D
Door niet-coderend DNA
Slide 15 - Quiz
Ik kan de functie van DNA uitleggen
DNA-sequentie = de volgorde waarin nucleotiden in een DNA-molecuul zijn gerangschikt
Gen = deel van DNA met de code voor een eiwit (eigenschap)
Niet-coderend DNA = deel van DNA zonder informatie voor eiwitten. Wel regulerende functie bij eiwitsynthese, of code voor andere moleculen of repetitief DNA (korte herhalingen)
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Video
20000 genen
DNA-sequentie
(3 miljard basenparen)
Slide 18 - Slide
Menselijk genoom: 46 chromosomen
Slide 19 - Slide
Chromosoom?
Hoeveel lengte als je alle 46 chromosomen achter elkaar legt?
Slide 20 - Slide
Chromosoom?
DNA past in de celkern doordat het molecuul is opgerold
DNA rondom histonen (eiwitten)
Histonen vormen nucleosoom (kralenketting)
Gespiraliseerd tot chromatine
Dubbel gespiraliseerd tot chromosoom
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Voorafgaand aan welk proces vormen de chromosomen zich?
A
Despiralisatie
B
DNA-replicatie
C
Eiwitsynthese
D
Celdeling
Slide 23 - Quiz
De compactheid van chromatine heeft effect op de genexpressie. Vindt in chromatine met compacte structuur veel of weinig genexpressie plaats? (leg uit)
A
Veel
B
Weinig
Slide 24 - Quiz
Verwerken
Opdracht 1 bouw van het DNA -> schrijf de antwoorden op je eigen boekje en lever in (inclusief knipsels/stempelresultaten)