BSR 15/01 2t Grammatica WS 5 Pers en bez. vnw

Open je boek alvast op blz. 206-207.
Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

§5: Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Voordat we beginnen:
2T
GRAMMATICA
WOORDSOORTEN
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Open je boek alvast op blz. 206-207.
Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

§5: Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Voordat we beginnen:
2T
GRAMMATICA
WOORDSOORTEN

Slide 1 - Slide

  • Je kunt voegwoorden herkennen.
  • Je weet het verschil tussen persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.
  • Je kunt persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden herkennen.
Lesdoelen

Slide 2 - Slide

In deze les gaan we:

  • Terugkijken op paragraaf 3.
  • De uitleg behandelen van paragraaf 5 (en hierbij aantekeningen maken);
  • De opdrachten van paragraaf 5 maken en nakijken.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Voegwoord
Een voegwoord verbindt twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar.

  • Kroket of frikandel.
  • De snelle aanvaller en de trage verdediger.
  • Ik kan naar Australië op vakantie, 
    want ik heb genoeg gespaard.

Slide 5 - Slide

Voegwoorden
Let op: sommige voegwoorden kunnen aan het begin van de zin staan. 

Amy versiert de woonkamer, omdat haar broer morgen jarig is.
Omdat haar broer morgen jarig is, versiert Amy de woonkamer.


Slide 6 - Slide

Wat is de functie van een voegwoord?
Een voegwoord ...
A
verbindt zinnen of woorden met elkaar.
B
verbindt een werkwoord aan een ander werkwoord.
C
zijn twee woorden die aan elkaar verbonden zijn.

Slide 7 - Quiz

Kies het juiste voegwoord.

Ik ga vandaag in de auto naar school, ... het heel hard regent.
A
want
B
omdat
C
daarom
D
tenzij

Slide 8 - Quiz

Verbindt het voegwoord twee woorden, twee woordgroepen of twee zinnen met elkaar?

Mijn broer geeft een groot feest, omdat hij 30 jaar oud is geworden.
A
woorden
B
woordgroepen
C
zinnen
D
geen van allen

Slide 9 - Quiz

Verbindt het voegwoord twee woorden, twee woordgroepen of twee zinnen met elkaar?

Ik heb pindakaas en hagelslag op mijn brood.
A
woorden
B
woordgroepen
C
zinnen
D
geen van allen

Slide 10 - Quiz

Verbindt het voegwoord twee woorden, twee woordgroepen of twee zinnen met elkaar?

Wat doe je vanavond aan: dat groene shirt of die grijze trui?
A
woorden
B
woordgroepen
C
zinnen
D
geen van allen

Slide 11 - Quiz

Persoonlijk
voornaamwoord
Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon, dier of ding:

  • Wij gaan een weekendje weg.
  • Onze kat slaapt overdag, omdat hij 's nachts buiten rondloopt.
  • Ik heb je bericht ontvangen, maar ik heb het nog niet gelezen.

Slide 12 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
Een bezittelijk voornaamwoord is geeft aan van wie iets is. Het staat altijd voor het zn waar het bij hoort.

  • Jullie tuin.
  • Mijn telefoon.
  • Jouw huis.

Slide 13 - Slide

Welk voornaamwoord past er op de puntjes? Zet de antwoorden in je schrift.
Noteer ook of het woord een persoonlijke of bezittelijk voornaamwoord is.

  1. Mijn telefoon was leeg, maar gelukkig leende Tessa mij ... telefoon.
  2. Twee voetballers kwamen in de sportwinkel om ... producten te signeren. 
  3. Janne gaat vanmiddag shoppen met …vriendinnen.
  4. Iris kwam doodmoe terug van de hockeytraining, dus ... ging vroeg naar bed.
Opdracht
timer
4:00

Slide 14 - Slide

Wat?
Cursus 5 Grammatica woordsoorten, §5: Pers vnw. en bez. vnw. Opdracht 1 t/m 5 (blz. 206-207).
Hoe?
Zelfstandig. De eerste vijf minuten in stilte, daarna overleggen.
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
10 minuten. Daarna starten we met §7 Aanwijzend voornaamwoord (blz. 210-211).
Klaar?
Maak alvast een begin aan §11: Mixopdrachten 
(online leeromgeving)
Huiswerkopdrachten
timer
10:00

Slide 15 - Slide

  • Je kunt voegwoorden herkennen.
  • Je weet het verschil tussen persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.
  • Je kunt persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden herkennen.
Lesdoelen

Slide 16 - Slide

Zag je dat onze hond mij zijn riem kwam brengen?
Sleep de persoonlijke voornaamwoorden naar het vakje.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Zag
je
onze
mij
hond

Slide 17 - Drag question

Mijn broer en zijn vriendin hadden al hun vrienden uitgenodigd voor een feestje bij ons in de achtertuin.
Sleep de bezittelijke voornaamwoorden naar het vakje.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Mijn
broer
zijn
feestje
hun

Slide 18 - Drag question

De Engelsman Luke Humphries heeft het WK darts gewonnen.
Benoem de woordsoort 'gewonnen'.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
werkwoord (ww)
zelfstandig naamwoord (zn)
bijvoeglijk naamwoord (bn)
voorzetsel (vz)
lidwoord (lw)

Slide 19 - Drag question

Maak een zin met daarin een werkwoord (ww), een zelfstandig naamwoord (zn) , een bijvoeglijk naamwoord (bn), een voorzetsel (vz) en een voegwoord (vw).

Slide 20 - Open question

Maak een zin in de volgende volgorde:

pers. vnw - ww - lw - bn- zn.

Slide 21 - Open question

Wie heeft nog een vraag over wat we vandaag hebben behandeld?

Slide 22 - Slide