This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Herhalingsles grammatica V2
Slide 1 - Slide
Leerstof toetsweek 3
- wederkerend werkwoord: toevallig/verplicht --- LV / WG
- voorzetselvoorwerp
- bijvoeglijke bepaling
- hoofdzinnen en bijzinnen --- NS en OS
- zinsdelen en zinsdeelzinnen
= grammatica zinsdelen H1 t/m H5
Slide 2 - Slide
Wederkerend werkwoord
Bij wederkerende werkwoorden zie je het onderwerpwederkeren (terugkomen) in een wederkerend voornaamwoord. Het hangt dus van het onderwerp af welk wederkerend voornaamwoord je moet gebruiken.
Slide 3 - Slide
Voorbeelden wed. vnw
Ik vergis me
Jij vergist je
Hij/zij/ze vergist zich
U vergist zich
Wij/we vergissen ons
Jullie vergissen je
Zij/ze vergissen zich
Slide 4 - Slide
Verplicht wederkerend werkwoord
Sommige werkwoorden hebben altijd een wederkerend voornaamwoord bij zich =
verplicht wederkerend ww.
Trucje 1: je kan niet 'iemand anders' vergissen!
Trucje2: je kan niet 'zichzelf' vergissen!
zich vergissen --- ik vergis me
Slide 5 - Slide
verplicht wed. vnw: hoort bij WG!
Ik heb me vergistin de berekening van de som
WG
Ikschaam me voor mijn flaporen.
WG
Slide 6 - Slide
Toevallig wederkerend werkwoord
Andere werkwoorden komen somsmet
een wederkerend voornaamwoord voor=
toevallig wederkerend ww.
zichwassen: Zij wast zich / Zij wast hem.
zichscheren: Hij scheert zich/ Hij scheert het schaap.
Slide 7 - Slide
toevallig wed.vnw: wordt LV!
Ik heb me gewassen met een heerlijke douchegel.
LV
Heb je je met dat schilmesje in je vinger gesneden?
LV
Slide 8 - Slide
Toevallig of vast wederkerend voornaamwoord?
Zij heeft zich ontzettend geërgerd aan haar kleine zusje.
A
toevallig
B
vast
Slide 9 - Quiz
"Ik / scheerde / mij / met een scheerapparaat van Philips." Is 'mij' in deze zin onderdeel van het WG? Ja/nee? Licht je antwoord toe!
Slide 10 - Open question
"Hij / verontschuldigde / zich / voor zijn brutale gedrag." Is 'zich' in deze zin een LV? Ja/nee? Licht je antwoord toe!
Slide 11 - Open question
Slide 12 - Slide
werkwoord+ vast voorzetsel
Slide 13 - Mind map
"Op het station wachten de reizigers op de volgende trein" Welk zinsdeel is 'op het station'?
A
VZV
B
BWB
C
LV
D
geen van deze
Slide 14 - Quiz
"Op het station wachten de reizigers op de volgende trein". Welk zinsdeel is 'op de volgende trein'?
A
VZV
B
BWB
C
LV
D
geen van deze
Slide 15 - Quiz
Slide 16 - Slide
Wat is de functie van een bijvoeglijke bepaling? Gebruik het woord "kern" in je antwoord.
Slide 17 - Open question
Noteer de kernen en bijvoeglijke bepalingen van deze zin: "De grote vriendelijke reus" is een spannend en ietwat griezelig jeugdboek van Roald Dahl.
Slide 18 - Open question
HOOFDZINNEN
Bij een hoofdzin staan persoonsvorm en onderwerpnaast elkaar en er past geen woord tussen.
De persoonsvorm staat op de eerste of tweede plaats.
Slide 19 - Slide
BIJZINNEN
Bij een bijzin staat er meestal een woord tussen de persoonsvorm en het onderwerp (of het past ertussen).
Een bijzin kun je (meestal) vervangen door één woord of woordgroep.
De persoonsvorm staat vaak achter in de zin.
Slide 20 - Slide
In de hoofdzin staan onderwerp en persoonsvorm altijd naast elkaar.
A
WAAR
B
NIET WAAR
Slide 21 - Quiz
In een bijzin staat de persoonsvorm vaak achteraan.
A
WAAR
B
NIET WAAR
Slide 22 - Quiz
Welke constructie is dit: "Als de toetsweek straks voorbij is, ben ik heel erg blij dat ik eindelijk weer vrije tijd heb."
A
BZ + HZ + BZ
B
BZ + HZ
C
BZ +BZ + BZ
D
HZ + HZ +BZ
Slide 23 - Quiz
ZINSDEELZINNEN
1. Zoek de bijzin.
2. Vervang de bijzin door één woord (of woordgroep).
3. Ontleed de hoofdzin.
4. Het zinsdeel van het woord is ook de zinsdeelzin.
Let op: in een zinsdeelzin staat altijd een persoonsvorm, in een gewoon zinsdeel staat geen persoonsvorm!
Slide 24 - Slide
"Toen ik thuis kwam uit Frankrijk, had ik meteen al weer heimwee naar de vakantie". Vervang de bijzin door 1 woord en benoem de zinsdeelzin.
Slide 25 - Open question
Door mijn verstrooidheid, vergeet ik vaak mijn leesboek mee te nemen naar school." Maak van 'door mijn verstrooidheid' een bijzin.
Slide 26 - Open question
Maak een zin met een hoofdzin en een bijzin.
Slide 27 - Open question
Maak een zin met een hoofdzin en een bijzin, waarbij de bijzin een BWB-zin is.