This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Formuleren
Slide 1 - Slide
Het kistje, ... daar staat, is een erfstuk van mijn opa. die of dat?
timer
0:30
Slide 2 - Open question
Er is niets .... ik niet weet. dat/wat?
timer
0:30
Slide 3 - Open question
De klasgenoten ..... ik heb gepraat, zijn al klaar. waarmee/met wie
timer
0:30
Slide 4 - Open question
De docent heeft ... een mooi cijfer gegeven.
timer
0:20
A
hun
B
hen
Slide 5 - Quiz
De stagebegeleider heeft ... een e-mail gestuurd
timer
0:20
A
hun
B
hen
Slide 6 - Quiz
De kleinste kinderen zijn blij dat Sinterklaas weer in het land is. ... zetten massaal hun schoen. Zij/Hun
timer
0:20
A
Zij
B
Hun
Slide 7 - Quiz
De werkplaatschef heeft .... geïnstrueerd.
timer
0:20
A
hun
B
hen
Slide 8 - Quiz
De werkplaatschef heeft ... uitleg gegeven.
timer
0:20
A
hen
B
hun
Slide 9 - Quiz
De vakdocent had die uitleg al eerder aan ... gegeven.
timer
0:20
A
hen
B
hun
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Video
Wat is de definitie van congruentie?
timer
1:00
Slide 12 - Open question
Congruentie: het met elkaar in overeenstemming zijn
Slide 13 - Slide
Staat er in deze zin een congruentiefout? Tijdens de survivaltocht in de Ardennen waren, zonder dat iemand het doorhad, een groep jongeren verdwaald in de bossen.
timer
0:20
A
ja
B
nee
Slide 14 - Quiz
Staat er in deze zin een congruentiefout? Het aantal werknemers van 65 jaar of ouder op het moment van pensionering, zijn de laatste vijftien jaar verdubbeld.
timer
0:20
A
ja
B
nee
Slide 15 - Quiz
Wat is de definitie van inversie?
Slide 16 - Open question
Slide 17 - Slide
Staat er een inversiefout staat in de volgende zin: Om twaalf uur 's nachts gaat het bowlingcentrum bij ons om de hoek dicht en dan moeten alle bezoekers uit het pand zijn.
timer
0:20
A
ja
B
nee
Slide 18 - Quiz
Welke inversiefout staat in de volgende zin: Het regende de hele middag en we hebben dus niets kunnen doen.
timer
1:00
Slide 19 - Open question
Slide 20 - Slide
Tip voor verduidelijking
1 - vervang moeilijke woorden 2 - vervang vaktermen 3 - maak de zin korter 4 - formuleer positief 5 - gebruik geen afkortingen
Slide 21 - Slide
Je wilt dat mensen je tekst lezen. Hoe doe je dat?
Met de volgende tips:
Slide 22 - Slide
1. Begin niet elke zin hetzelfde (niet elke zin het onderwerp vooraan)
Dus niet:
Ik ben op school. Ik maak huiswerk. Ik ga zo een broodje eten.
Gebruik voegwoorden!
Slide 23 - Slide
Herschrijf: Ik ben op school. Ik maak huiswerk. Ik ga zo een broodje eten.
Slide 24 - Open question
2. Gebruik verwijswoorden en synoniemen of korte omschrijvingen >> geen herhaling en minder saai.
Verwijswoorden > dit, deze, hij, hun
Ben je toe aan vakantie? Boek je vakantie bij ons. Wij bieden allerlei soorten vakanties aan: sportieve vakanties, zonvakanties en culturele vakanties -->
Slide 25 - Slide
Ben je toe aan vakantie? Boek je vakantie bij ons. Wij bieden allerlei soorten vakanties aan: sportieve vakanties, zonvakanties en culturele vakanties
Slide 26 - Open question
3. Pas op met lange zinnen!
Niet langer dan 20 woorden!
Slide 27 - Slide
Het bedrijf waar ik stage loop heet Jansen en het bedrijf is in Utrecht waar het bedrijf 150 medewerkers heeft en de medewerkers zijn verdeeld over drie afdelingen.
Slide 28 - Open question
4. spreek je lezer persoonlijk aan.
4. Formuleer actief en direct!
Direct: Spreek de lezer persoonlijk aan
Actief: Gebruik niet te veel werkwoorden in een zin.