This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Europa na WO I
Interbellum (tot 1933)
Slide 1 - Slide
Vandaag: Het Interbellum
West-Europa:
Republiek van Weimar
Opkomst totalitaire staten (Italië en Sovjet-Unie. Nazi's volgende keer)
Rusland:
De Russische Revolutie (kort)
De Sovjet-Unie
Slide 2 - Slide
Vandaag: Het Interbellum
West-Europa:
Republiek van Weimar
Opkomst totalitaire staten (Italië en Duitsland)
Slide 3 - Slide
Het interbellum
Tijd tussen (inter) de wereldoorlogen (bellum)
Kenmerken:
Opkomst totalitaire staten
1929: Wereldwijde economische crisis
Slide 4 - Slide
Totalitaire staat
Interbellum: Opkomst van totalitaire staten
In een totalitaire staat heeft de overheid alle macht over het leven van de burgers
De drie belangrijkste:
Sovjet-Unie (extreem-links)
Italië (extreem-rechts)
Duitsland (extreem-rechts)
Slide 5 - Slide
Duitsland na de Eerste Wereldoorlog
Eerste democratie in Duitsland: Republiek van Weimar (1919)
1923: Regering kan de herstelbetalingen niet opbrengen, het Rijnland wordt door Frankrijk (en België) bezet...
Grote stakingen in Rijnland Regering steunt arbeiders. Gevolg: Hyperinflatie
Slide 6 - Slide
Het Dawesplan
Doel:
Duitsland kan herstelbetalingen blijven doen aan Geallieerden
Waarom:
1. Anders konden de Geallieerden leningen van de VS niet meer terugbetalen
2. De chaos in Europa moest voorkomen worden (bang voor socialisme)
Slide 7 - Slide
Duitsland na de Eerste Wereldoorlog
Eind 1923: Het Dawesplan
1924 - 1929: Periode van (redelijke) economische voorspoed in de Weimarrepubliek (Duitsland).
Maar dan... 1929: De economische crisis slaat in als een bom...
Slide 8 - Slide
1929: De Grote Depressie
Slide 9 - Slide
Banken failliet
Banken hadden veel geld uitgeleend aan bedrijven en mensen.
Door de crisis kregen ze veel van dat geleende geld niet terug.
Daardoor gingen ook veel banken failliet.
Mensen met aandelen verloren het vertrouwen en gingen hun aandelen snel verkopen!
Slide 10 - Slide
Armoede door crisis
1932:
Het inkomen van de Amerikanen 50% lager dan in 1929.
Waarde aandelen gedaald met 88%!
15.000.000 Amerikanen werkloos
In Europa: Vooral Engeland en Duitsland getroffen door de crisis.
Slide 11 - Slide
Ondertussen in Italië...
Mensen waren na WO I ontevreden want:
Beloofde gebieden niet gekregen
Economische crisis
Slide 12 - Slide
Fascisme
Eén sterke leider: Mussolini
Extreem nationalisme
Geweld is goed, zeker om mensen te laten gehoorzamen.
Overheid controleert alles: Totalitaire staat
Slide 13 - Slide
Vragen?
Slide 14 - Slide
Wat was het Verdrag van Versailles?
A
Een verdrag dat gesloten werd in 1919
B
Een nieuwe grondwet in Frankrijk
C
Een wapenstilstand tussen Duitsland en Engeland
D
Een verdrag dat werd gesloten na de Tweede Wereldoorlog
Slide 15 - Quiz
Hoe heette Duitsland na de Eerste Wereldoorlog
A
Duitse Keizerrijk
B
Republiek van Berlijn
C
Koninkrijk Duitsland
D
Republiek van Weimar
Slide 16 - Quiz
Wanneer begon de Grote Depressie?
A
1929
B
1925
C
1933
D
1919
Slide 17 - Quiz
Welk kenmerk/idee hoort niet bij Mussolini?
A
Geweld is goed
B
Democratie is slecht
C
Joden zijn slecht
D
Nationalisme is belangrijk
Slide 18 - Quiz
Tot zover
Volgende week:
Opkomst Hitler en begin WO II
Slide 19 - Slide
Weektaak:
Maak het PO Propaganda af. Inleveren:
Vrijdag 14 oktober voor 16:00 uur (in mijn postvak of via SOM)
Maak de vragen uit het werkboek (zie SOM)
Slide 20 - Slide
Van Tsaar naar Sovjet
De Russische revolutie en het interbellum
Slide 21 - Slide
Bij welk bondgenootschap hoorde Rusland in 1914?
A
Centralen
B
Geallieerden
C
As landen
D
NAVO
Slide 22 - Quiz
Wanneer was de Russische Revolutie? *
A
1914
B
1916
C
1917
D
1918
Slide 23 - Quiz
Waarom in Rusland?
Tsaar Nicolaas II had alle macht
Grootste deel van de bevolking arm (boeren, arbeiders)
WO I verliep heel slecht voor Rusland, grote nederlagen
Winter 1916-1917: hongersnood => stakingen en demonstraties => tsaar doet afstand van de troon ->
Slide 24 - Slide
De Februarirevolutie:
Voorlopige regering en Sovjets
Macht komt in handen van een groep gematigde communisten => de Voorlopige Regering (Mensjewieken). De Februarirevolutie
Oprichting van raden (sovjets) voor het besturen van fabrieken, wijken, dorpen etc.
Slide 25 - Slide
De Oktoberrevolutie:
Bolsjewieken en burgeroorlog
Voorlopige Regering heeft veel moeite zaken op orde te krijgen.
Fanatieke communisten (Bolsjewieken) o.l.v. Lenin plegen in november 1917 een staatsgreep en nemen de macht over: De Oktoberrevolutie.
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Video
Nieuwe leider: Lenin
Slide 28 - Slide
Gevolgen
3-3-1918: Vrede van Brest-Litovsk: groot gebied verloren.
Vroegere bondgenoten nu vijanden.
Tot 1922 burgeroorlog: Oorlogscommunisme Roden winnen
De Sovjet-Unie wordt een totalitaire staat
Slide 29 - Slide
Lenin
Onder Lenin begin totalitaire staat:
Geheime politie
Terreur en ‘zuiveringen’
Strafkampen voor tegenstanders (later: Goelag)
Lenin overlijdt in 1924. Er volgt een strijd om de opvolging...
Slide 30 - Slide
Stalin
Volgt Lenin op (na machtsstrijd)
Vertrouwt niemand
Periode van enorme Terreur, ook wel ‘grote zuiveringen’ => ook binnen communistische partij en geheime politie
Miljoenen mensen ten onrechte opgepakt, gemarteld, gedood en naar de Goelag verbannen.
Slide 31 - Slide
Showprocessen
Uniek kenmerk voor Sovjet-Unie: showprocessen: gefilmde nep-rechtzaken waarin tegenstanders zichzelf moeten beschuldigen van hele erge misdaden
Iedereen kon opgepakt worden, er was totale willekeur
Familie en vrienden lieten je direct vallen om zelf veilig te blijven
Slide 32 - Slide
Slide 33 - Slide
Slide 34 - Slide
Persoonsverheerlijking
Om het volk te laten zien dat hij de beste leider voor het beste volk, in het beste land was, liet Stalin zich graag afbeelden als een geweldige leider:
een vader voor het volk.
Dit heet persoonsverheerlijking (overal beelden, portretten van Stalin) en is een speciale vorm van propaganda
Slide 35 - Slide
Planeconomie
Onder Stalin invoering van een planeconomie:
overheid bepaalt wat en hoeveel er geproduceerd moet worden
Iedere fabriek krijgt te horen wat er gemaakt moet worden in 5 jaar.
Onuitgesproken regel: je moet je doel eerder halen en met veel meer dan bepaald is
Slide 36 - Slide
Collectivisatie
Boerderijen worden samengevoegd (= collectief) tot grote landbouwbedrijven (kolchoz) => dit gebeurt niet vrijwillig...
Moeten grote hoeveelheden produceren voor de export => leidt tot hongersnoden.
Oekraïne: ongeveer 7,5 miljoen doden door honger: Holodomor.
Slide 37 - Slide
Mensen die honger hebben worden als verraders naar de Goelag gestuurd...
Door hen lijkt de Soviet-Unie immers minder groots...
Slide 38 - Slide
Vragen?
Slide 39 - Slide
Bij welk bondgenootschap hoorde Rusland in 1914?
A
Centralen
B
Geallieerden
C
As landen
D
NAVO
Slide 40 - Quiz
Wanneer was de Russische Revolutie? *
A
1914
B
1916
C
1917
D
1918
Slide 41 - Quiz
Stalin organiseerde showprocessen. Welke reden had hij daarvoor?
A
Zo liet hij zien dat hij beter was dan Lenin, die mensen zonder proces in strafkampen liet opsluiten.
B
Dankzij de showprocessen werd duidelijk dat de planeconomie goed werkte.
C
Dankzij de showprocessen leek het alsof er in de Sovjet-Unie een eerlijke rechtspraak was.
D
Door de showprocessen werd Stalin steeds populairder, ook bij zijn tegenstanders.
Slide 42 - Quiz
hoe heet de periode waarin Stalin hardhandig afrekende met zijn (vermeende) tegenstanders?
A
De Russische Revolutie
B
De Moskou episode
C
de Grote Terreur
D
de NKVD
Slide 43 - Quiz
Wat bedoelen we met 'Goelag'?
A
Dit is een ander woord voor de Grote Terreur van Stalin
B
Hiermee worden alle showprocessen bedoelt
C
Stalin zijn autobiografie
D
Een (afgelegen) werkkamp onder Stalin en de overheidsdienst die deze kampen bestuurde
Slide 44 - Quiz
Weektaak:
Maak het PO Propaganda af. Inleveren:
Vrijdag 14 oktober voor 16:00 uur (in mijn postvak of via SOM)