Korte en lange zinnen gebruiken
Een tekst leest prettig als je niet steeds dezelfde woorden herhaalt. Je kunt bijvoorbeeld verwijswoorden, synoniemen of omschrijvingen gebruiken.
Een tekst leest ook prettig als korte en lange zinnen elkaar afwisselen. Lange zinnen bestaan vaak uit twee zinnen met daartussen een woordje als, en of maar. Zulke woorden heten voegwoorden: ze voegen de twee zinnen samen. Voegwoorden zijn vaak ook signaalwoorden. - maar - Ik wil graag naar school, maar door de lockdown moet ik dat nog even uitstellen.
- dus - Het regent, dus we wachten nog even.
- omdat - Ik ga nu naar huis, omdat het al laat is.
- want - Ik ga liever met de bus, want dan word ik niet moe.
- als - We gaan schaatsen als de ijsbaan open gaat.