Het
werkwoordelijk gezegde van een zin zegt wat iemand of iets (het onderwerp)
doet en een
naamwoordelijk gezegde (ng) zegt wat iemand of iets is of
wordt .
– De hockeycoach / is / streng.
ng = is [streng]
– Sien wordt docent beeldende kunst.
ng = wordt [docent beeldende kunst]