Herhaling Goedgebekt taak 6 t/m 10

Sleep het woord naar de bijbehorende betekenis
timer
0:45
legio
gemêleerd
rationeel
prangende
derven
het reçu
missen
gemengd
dringende
heel veel
het ontvangst-bewijs
verstandelijk
1 / 10
next
Slide 1: Drag question
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Sleep het woord naar de bijbehorende betekenis
timer
0:45
legio
gemêleerd
rationeel
prangende
derven
het reçu
missen
gemengd
dringende
heel veel
het ontvangst-bewijs
verstandelijk

Slide 1 - Drag question

Herhaling Goedgebekt 
Taak 6 t/m 10

Slide 2 - Slide

Wat betekent...

aspiraties?
timer
0:20
A
ook wel genaamd
B
gratis
C
interessant
D
drang om hogerop te komen

Slide 3 - Quiz

Wat is het tegenovergestelde
van...
accelereren?
timer
0:20
A
vertragen
B
opmaken
C
aanvullen
D
versnellen

Slide 4 - Quiz

Welke gezegde hoort bij de onderstaande omschrijving/betekenis?

niet beter kunnen
timer
0:20
A
aan zijn plafond zitten
B
zijn visitekaartje afgeven
C
grof geschut inzetten
D
het op zijn heupen hebben

Slide 5 - Quiz

                   Sleep het spreekwoord/gezegde naar de juiste betekenis
timer
0:45
bewerkt/veranderd worden
iets afwijzen
iets achter de hand houden
iets niet uitstellen
Iets in petto hebben
Iets van tafel vegen
Er geen gras over laten groeien
Op de schop gaan

Slide 6 - Drag question

Wat betekent...

oeuvre?
timer
0:20
A
Een stad met zijn voorsteden
B
Het totale werk van een kunstenaar
C
Een onbelangrijke zaak
D
Het overnemen van een tekst van een ander

Slide 7 - Quiz

Een voorbeeld van een
monoloog is...

timer
0:20
A
een gesprek voeren over het weer
B
een presentatie geven
C
een boek lezen
D
een discussie tussen jou en een vriend/vriendin

Slide 8 - Quiz

Wat is een asterisk?
timer
0:20
A
een ongeboren vrucht
B
het hoofddeksel van Asterix (Asterix & Obelix)
C
het sterretje als teken (*)
D
een hongersnood

Slide 9 - Quiz

Welke zin klopt niet?
timer
0:20
A
Hij hield zijn hart vast toen hij het ongeluk zag gebeuren.
B
Ik wil niet op die invitatie ingaan.
C
Dat geeft scheve neuzen.
D
Je geld ergens voor aanwenden.

Slide 10 - Quiz