1. Ik kan zinnen ontleden en daarbij de volgende onderdelen benoemen:- persoonsvorm
- werkwoordelijk gezegde
2. Ik kan in een zin het hele werkwoord, de persoonsvorm en het voltooid deelwoord benoemen.
3. Ik kan woorden in een zin benoemen: lidwoord, werkwoord, zelfstandig naamwoord.