herhaling 4.1 t/m 4.8

herhaling 4.1 t/m 4.8
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsISK

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

herhaling 4.1 t/m 4.8

Slide 1 - Slide

Welke zin is juist?
A
Daarom moet ik vroeg opstaan.
B
Daarom ik moet vroeg opstaan.

Slide 2 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Het vergadering van die man is dokter.
B
Het beroep van die man is dokter.
C
Het wakker van die man is dokter.

Slide 3 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Waarschijnlijk ik koop dit jaar een auto.
B
Waarschijnlijk koop ik dit jaar een auto.

Slide 4 - Quiz

Welke zin betekent bijna hetzelfde?

Je schrijft het woord verkeerd.
A
Je schrijft het woord helemaal goed.
B
Je schrijft het woord niet goed.

Slide 5 - Quiz

Welk antwoord is juist?

De winkel gaat om 9:30 uur open.
A
Het gaat om 18:00 uur weer dicht.
B
Zij gaat om 18:00 uur weer dicht.
C
Hij gaat om 18:00 uur weer dicht.

Slide 6 - Quiz

Wat is een ander woord voor eten geven?
A
boeren
B
voeren
C
snoeren
D
loeren

Slide 7 - Quiz

Wat is een ander woord voor snel?
A
grauw
B
goud
C
gauw

Slide 8 - Quiz

Wat is het tegenovergestelde van leeg?
A
volk
B
wol
C
wolk
D
vol

Slide 9 - Quiz

Welke letter is een klinker?
A
B
B
D
C
A
D
C

Slide 10 - Quiz