Leesvaardigheid etymologie les 1

Thema A, par. 2 Etymologie
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Thema A, par. 2 Etymologie

Slide 1 - Slide

Deze les 
- lesdoelen
- startopdracht
- uitleg
- samen oefenen
- zelf oefenen
- reflectie

Slide 2 - Slide

Lesdoel
- Aan het einde van deze les weet je dat alle woorden een oorsprong hebben.

- Aan het einde van deze les kun je de etymologie van woorden opzoeken.

Slide 3 - Slide

De garage (mailen) (t.t.) me dat dat type auto niet (leasen)
(v.d.) kan worden.

Slide 4 - Open question

Voeg de juiste interpunctie toe:
er was eens een molenaar hij was arm maar had een heel mooie dochter op een dag kwam hij in gesprek met de koning

Slide 5 - Open question

Wat betekent boomer?

Slide 6 - Open question

Wat betekende boomer 20 jaar geleden?

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Link

Taalveranderingen
Taal verandert dus continu.
Als dit nu gebeurt, gebeurde dit hoogst waarschijnlijk ook in het verleden.

Slide 9 - Slide

Wat betekent de volgende zin:
'Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu, wat unbidan we nu?'

Slide 10 - Open question

Betekenis
'Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu, wat unbidan we nu?'

'Alle vogels zijn al aan het nestelen, behalve ik en jij. Waar wachten we nog op?'

De oudste zin opgeschreven in het oud Nederlands.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link

Etymologie
Woorden zijn op een bepaald moment ontstaan of vanuit een andere taal in het Nederlands terecht gekomen.
Het bestuderen van de herkomst van woorden noemen we etymologie.

Slide 13 - Slide

Ook plaatsnamen hebben hun herkomst. Waar denk je dat de naam Bussum vandaan komt?

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Brontaal vs leenwoorden
Woorden kunnen via een brontaal in onze taal komen. Nederlands, Duits en Engels zijn talen die afstammen van het Germaans, daarom lijken ze zo op elkaar.

Spaans, Frans en Italiaans stammen af van het Latijn, vandaar de vele overeenkomsten tussen die talen.

Zo geldt het bijvoorbeeld ook voor de talen in Scandinavië, die afstammen van de taal van de Vikingen. 

Slide 16 - Slide

Voor de toetsweek
Meer dan Lezen, paragrafen:
2 Tekstverbanden en signaalwoorden (1)
3 Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
4 Feit, mening en argument
5 Hoofd- en bijzaken

Lezen, paragrafen 3, 6, 2, 2 (zie volgende slide)


Slide 17 - Slide

Online
In het boek
Thema A Water
par 2  Etymologie
Lezen Thema A
par 2 Etymologie
p. 110 - 114
Thema B Mysterie
par 2 
Inleiding
Lezen Thema B par 2 Inleiding
p. 136 - 139
Thema D (On)gezond
par 3 Informatie vergelijken
Lezen Thema D par 3 Informatie vergelijken
p. 190 - 194
Thema D (On)gezond
par 6 
Kritisch lezen
Lezen Thema D
par 6 Kritisch lezen
p. 199 - 202

Slide 18 - Slide

Samen doen
We lezen gezamenlijk Tekst 1 van Thema A, paragraaf 2 Etymologie

Daarna van opdracht 1, vraag 1, 2 en 3 samen

Slide 19 - Slide

Wat ga je doen?
Maak opdracht 2 en 3 van Thema A Water, paragraaf 2 Etymologie
10 minuten in stilte.


Heb je een vraag/vind je het lastig?
Lees het theorieblok op bladzijde 110 nog eens door.
Vind je het dan nog steeds lastig? Schrijf dan je vraag op en stel hem na de 10 minuten.

Je mag etymologie vragen opzoeken.


timer
10:00

Slide 20 - Slide

Lesdoel
- Aan het einde van deze les weet je dat alle woorden een oorsprong hebben.

- Aan het einde van deze les kun je de etymologie van woorden opzoeken.

Slide 21 - Slide