WZKJ les 6

les 6 WZKJ
1 / 12
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 12 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

les 6 WZKJ

Slide 1 - Slide

leerdoelen
  • Uitleggen wat de term ADHD betekent;​
  • Uitleggen wat de term PD-NOS betekent;​
  • Uitleggen wat de term Dyslexie betekent;​
  • Uitleggen wat de term Dyscalculie betekent​



Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

LEER- EN GEDRAGSSTOORNISSEN
  • Lezen theorie leer- en gedragsstoornissen blz. 268​
  • Wat is het verschil tussen dyslexie en dyscalculie?​
  • Dyslexie is grote problemen hebben bij lezen, spellen en schrijven. Dyscalculie betekent dat je grote problemen hebt met rekenen.​
  • Wat is het verschil tussen ADHD en PDD-NOS?​
  • ADHD is moeite met aandacht, concentratie, hyperactief en impulsief zijn. PDD-NOS is een vorm van autisme en hebben vaak sociale en communicatieve problemen.



Slide 5 - Slide

Was sorteren en zelfredzaamheid
  • Leg uit waar je de was op controleert voordat je gaat wassen blz. 300;​
  • Leg uit wat de symbolen betekenen die op een samenstellingsetiket kunnen voorkomen (de laatste rij van boven naar beneden hoef je niet te kennen) blz. 300;​
  • Leg uit w at de term ‘zelfredzaamheid’ betekent blz. 306.

Slide 6 - Slide

was symbolen BLZ. 300

Slide 7 - Slide

Leg uit waar je de was op controleert voordat je gaat wassen blz. 300;
  •  ​Leg uit wat de symbolen betekenen die op een samenstellingsetiket kunnen voorkomen (de laatste rij van boven naar beneden hoef je niet te kennen) blz. 300;​
  • Leg uit wat de term ‘zelfredzaamheid’ betekent blz. 306.

Slide 8 - Slide

zelfredzaamheid 



  • Wat vinden jullie van deze video? ​
  • zelfredzaamheid > zelfvertrouwen en eigenwaarde blz. 306​

Slide 9 - Slide

DRAAIBOEK MAKEN​
  • Leg uit hoe je een draaiboek maakt. Blz. 250​
  • Evenement of gebeurtenis​
  • Wie is je doelgroep?​
Wat?​
Wanneer?​
Wie?​
Materiaal?​
Kosten? Hoeveel?​

Slide 10 - Slide

HOE MAAK JE EEN ROOSTER? BLZ. 289

  • Een rooster is een schema waarin is vastgelegd welke taken en gebeurtenissen op welke momenten plaats vinden. Bijvoorbeeld: schoolrooster, werkrooster, schoonmaakrooster enz.​
​Richtlijnen:​
- welke activiteiten;​
- hoeveel tijd er beschikbaar is;​
- wanneer er tijd beschikbaar is;​
- verdeel de activiteiten over verschillende dagen;​
- deel personen in bij de activiteiten.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide