Ontwikkelings- en leerstoornissen

Ontwikkelings- en leerstoornissen
1 / 14
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Ontwikkelings- en leerstoornissen

Slide 1 - Slide

leerdoelen

Slide 2 - Slide

Ontwikkelingsstoornis / leerstoornis
Een ontwikkelingsstoornis is een aandoening die optreedt bij kinderen of jongeren. Deze aandoening belemmert de normale ontwikkeling. Bij een ontwikkelingsstoornis is er een direct verband tussen de stoornis en het gedrag en de mogelijkheden van de cliënt.


Een leerstoornis is een aandoening waardoor de cliënt moeite heeft met leren lezen, schrijven, rekenen of andere schoolse vaardigheden. Een leerstoornis kan beïnvloeden hoe iemand zich ontwikkelt. Het kan ook gevolgen hebben voor de zelfredzaamheid van volwassen cliënten.

Slide 3 - Slide

Bij een ontwikkelingsstoornis is er een direct verband tussen de stoornis en het gedrag en de mogelijkheden van de cliënt.
Waar of niet waar?
A
Niet waar
B
Waar

Slide 4 - Quiz

Ontwikkelingsstoornissen
Een ontwikkelingsstoornis is maar één kenmerk van de cliënt. Elke cliënt is uniek en heeft zijn eigen mogelijkheden en behoeften. Daarom praat je altijd over iemand met ADHD, iemand met autisme of iemand met een andere stoornis. Je praat niet over een 'autist' of een 'ADHD'er'.

Als je als helpende een cliënt met een ontwikkelingsstoornis begeleidt, is het belangrijk dat je werkt volgens het zorgplan. Bedenk dat de beperkingen van de cliënt komen door onmacht, niet door onwil.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

ADHD

Iemand met ADHD heeft moeite zijn aandacht bij gewone dingen te houden. Hij reageert sneller op prikkels, dingen die gebeuren om hem heen. Ook het aanleren van routines, zoals aankleden, een tas inpakken of de lunch klaarmaken, kan moeilijk zijn. Een cliënt met ADHD is ook hyperactief. Hij wiebelt, friemelt en kan slecht stilzitten. Als iemand met ADHD iets heel interessant vindt, kan hij er helemaal in opgaan. Hij heeft dan nergens anders meer aandacht voor.

Slide 7 - Slide

Intelligentieniveaus


Deze stoornis komt voor bij alle intelligentieniveaus. Iemand met een gemiddelde of bovengemiddelde intelligentie en ADHD kan als volwassene vaak goed functioneren. Hij kan zijn leven zo inrichten dat de kenmerken hem minder in de weg zitten. Een kunstenaar met ADHD hoeft niet op tijd op te staan en kan zijn creatieve geest goed gebruiken. Een militair met ADHD geniet van de lichamelijke inspanning en de structuur van het leger geeft hem houvast. Een speciale vorm van ADHD is ADD. Mensen met ADD hebben alleen een aandachtstekortstoornis. Ze zijn niet hyperactief in hun gedrag.

Slide 8 - Slide

Wat is belangrijk voor mensen met ADHD?
A
Ritme
B
Vrijheid

Slide 9 - Quiz

ASS
ASS is de afkorting voor autismespectrumstoornis, een verzamelnaam voor verschillende vormen van autisme. ASS kan zich op veel verschillende manieren uiten.
Voor alle vormen geldt dat de ontwikkelingsstoornis invloed heeft op:
sociaal contact, communicatie, verwerken van informatie, gedrag, interesses

Het is belangrijk om te onthouden dat ASS een spectrum is. Dat betekent dat deze kenmerken in verschillende mate kunnen voorkomen.
Als helpende is het belangrijk om begrip en geduld te hebben met een cliënt met ASS. Probeer hem te ondersteunen in zijn communicatie en sociaal contact. Respecteer ook zijn behoefte aan rust en regelmaat.

Slide 10 - Slide

Ondersteunen van cliënten met een ontwikkelingsstoornis
Als je werkt met cliënten met een ontwikkelingsstoornis, help je hen met dagelijkse taken en zorg je voor een omgeving met weinig prikkels. Bij ASS is het belangrijk om dingen stap voor stap en duidelijk uit te leggen. 

Bij cliënten met ADHD let je op hun concentratie en zorg je voor afwisseling in activiteiten.
Je kunt een cliënt met ASS bijvoorbeeld ondersteunen door een vast dagritme aan te houden en de cliënt van tevoren te informeren over veranderingen in het programma.

Je zorgt ervoor dat de omgeving rustig is en vermijdt plotselinge veranderingen. Bij specifieke gedragsproblemen of als de situatie lastig wordt, is het belangrijk om advies te vragen aan collega's die gespecialiseerd zijn in ontwikkelingsstoornissen.

Slide 11 - Slide

Leerstoornissen
Een leerstoornis betekent dat iemand meer moeite heeft om iets te leren dan anderen met dezelfde intelligentie. Dyslexie en dyscalculie zijn twee veelvoorkomende leerstoornissen. Dyslexie maakt lezen en schrijven moeilijk. Dyscalculie maakt rekenen lastig.

Met extra begeleiding kunnen kinderen met een leerstoornis op de basisschool geholpen worden. Maar leerstoornissen worden niet altijd op tijd herkend. Kinderen moeten dan heel hard werken en halen toch slechte resultaten. Dat kan andere problemen veroorzaken, zoals gedragsproblemen of een laag zelfbeeld. 

Slide 12 - Slide

Dyslexie
Dyslexie betekent 'niet goed kunnen lezen'. Mensen met dyslexie hebben moeite met vlot leren lezen. Ze koppelen niet automatisch een klank aan een letter of woord. Ze moeten er eerst over nadenken. Dat kost moeite en energie.
Bij dyslexie gaat lezen en schrijven daarom langzaam en met veel fouten. 

Mensen met dyslexie:
vinden letters en woorden moeilijk te lezen;
draaien letters en woorden soms om;
lezen traag en begrijpen de tekst niet goed;
schrijven met veel spelfouten en slordig;
vinden lezen en schrijven vaak niet leuk.

Je spreekt van dyslexie als er geen andere verklaringen zijn voor het moeilijk leren lezen. Zoals een verstandelijke beperking of te weinig onderwijs.
 

Slide 13 - Slide

Dyscalculie

Dyscalculie betekent 'niet goed kunnen rekenen'. Mensen met dyscalculie hebben moeite met vlot rekenen en met toepassen van reken- en wiskundekennis. 
Mensen met dyscalculie:
vinden simpele sommen moeilijk;
vergeten rekenregels snel;
hebben moeite met geld en tijd;
leren de tafels erg langzaam;
draaien getallen soms om.

Slide 14 - Slide