zinsonleden en woordsoorten

 Grammatica


1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolLeerjaar 3,4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

 Grammatica


Slide 1 - Slide

Neem de zin over en zet strepen:
'Morgen gaan mijn vader en moeder met mij naar het ziekenhuis.'

Slide 2 - Open question

En zo moet hij:
Morgen| gaan| mijn vader en moeder| met mij| naar het ziekenhuis.

Slide 3 - Slide

Wil je mij vertellen over het weekend met je vriendin?

Slide 4 - Open question

En zo moet hij:
Wil| je| mij| vertellen| over je weekend met je vriendin?

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

De man weet van alles over de ruimte.

Het woordje 'weet' is:
A
een zelfstandig naamwoord
B
een bijvoeglijk naamwoord
C
een werkwoord
D
een lidwoord

Slide 7 - Quiz

Kan Teun misschien even komen helpen?
Het woord 'Teun' is:
A
een zelfstandig naamwoord
B
een werkwoord
C
een bijvoeglijk naamwoord
D
een lidwoord

Slide 8 - Quiz

Het slimme meisje gaat opnieuw trouwen.
het woord 'slimme' is:
A
zelfstandig naamwoord
B
lidwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
een werkwoord

Slide 9 - Quiz

Wil je het briefje direct invullen.

Het woordje 'het' is:
A
een zelfstandig naamwoord
B
een bijvoeglijk naamwoord
C
een werkwoord
D
een lidwoord

Slide 10 - Quiz

Onleed de zin (pv, wwgez,ow,lv). Zet ook strepen.

Over 2 weken ga ik fifa 2016 kopen.

(neem de zin over!)

Slide 11 - Open question

Over 2 weken ga ik fifa 2016 kopen.
Over 2 weken | ga| ik| fifa 2016| kopen.
Pv: ga
ww.gez: ga kopen
ow: ik   (wie gaat kopen?)
LV: fifa 2016 (wat ga ik kopen?)

Slide 12 - Slide

Onleed, net zoals de vorige keer:
Morgen ga ik in Enschede stappen.

Slide 13 - Open question

Morgen ga ik in Enschede stappen.
Morgen| ga| ik| in Enschede| stappen.
PV: ga
ww.gez: ga stappen
Ow: ik
LV:-------

Slide 14 - Slide