Zinsdelen en zinsontleding korte les

Grammatica
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Grammatica

Slide 1 - Slide

neem de zin over en zet strepen:
'Morgen gaan mijn vader en moeder met mij naar het ziekenhuis.'

Slide 2 - Open question

En zo moet hij:
Morgen| gaan| mijn vader en moeder| met mij| naar het ziekenhuis.

Slide 3 - Slide

Wil je mij vertellen over het weekend met je vriendin?

Slide 4 - Open question

En zo moet hij:
Wil| je| mij| vertellen| over je weekend met je vriendin?

Slide 5 - Slide

Vertel zo uitgebreid mogelijk wat een lijdend voorwerp is:

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Video

De man weet van alles over de ruimte.

Het woordje WEET is:
A
een zelfstandig naamwoord
B
een bijvoeglijk naamwoord
C
een werkwoord
D
een lidwoord

Slide 8 - Quiz

Kan Teun misschien even komen helpen?
Het woord TEUN is:
A
een zelfstandig naamwoord
B
een werkwoord
C
een bijvoeglijk naamwoord
D
een lidwoord

Slide 9 - Quiz

Het slimme meisje gaat opnieuw trouwen.
het woord SLIMME is:
A
zelfstandig naamwoord
B
lidwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
een werkwoord

Slide 10 - Quiz

Wil je het briefje direct invullen.
Het =
A
een zelfstandig naamwoord
B
een bijvoeglijk naamwoord
C
een werkwoord
D
een lidwoord

Slide 11 - Quiz

Onleed de zin (pv, wwgez, ow, lv). Zet ook strepen.

Over 2 weken ga ik Fifa 2020 kopen.
(neem de zin over!)

Slide 12 - Open question

Over 2 weken ga ik Fifa 2020 kopen.
Over 2 weken | ga| ik| Fifa 2020| kopen.
Pv: ga
ww.gez: ga kopen
ow: ik   (wie gaat kopen?)
LV: Fifa 2020 (wat ga ik kopen?)

Slide 13 - Slide

Onleed, net zoals de vorige keer:

Morgen ga ik in Enschede stappen.

Slide 14 - Open question

Morgen ga ik in Enschede stappen.
Morgen| ga| ik| in Enschede| stappen.
PV: ga
ww.gez: ga stappen
Ow: ik
LV:-------

Slide 15 - Slide