Botten en spieren uitleg en oefenvragen

Spieren  
1 / 51
next
Slide 1: Slide
SchoonheidsverzorgingMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Spieren  

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Soorten spierweefsel
  • Glad spierweefsel = onwillekeurig

  • Dwarsgestreept spierweefsel = willekeurig

  • Hartspierweefsel = dwarsgestreept,     onwillekeurig 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Glad spierweefsel
  • Spoelvormige cellen

  • Onze organen zijn opgebouwd uit glad spierweefsel behalve het hart.

  • Cellen trekken langzaam en gelijkmatig samen



Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Dwarsgestreept spierweefsel
  • Grote cilindervormige cellen
  • Lange vezels met talrijke kernen
  • Spiervezels = myofibrillen

Het is het spierweefsel van de:

  • Skeletspieren
  • Mimische spieren


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Hartspierweefsel
- Bestaat uit dwarsgestreept spierweefsel
- Trekt zich langzaam en krachtig samen
- Werkt onwillekeurig (geen invloed)
- In het hart

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Wat hoort bij elkaar?
meerhoofdige spier 
meerbuikige spier 
meerpezige spier 
meerdere oorsprongplekken
meerdere aanhechtingsplaatsen
meerdere peesstroken

Slide 13 - Drag question

This item has no instructions

Wat voor spiervorm is dit?

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Wat is een antagonist?
A
een spier met een tegengestelde werking
B
een spier met dezelfde werking
C
Pezen met dezelfde werking
D
Pezen met tegengestelde werking

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Deze spieren raken snel vermoeid
A
Glad spierweefsel
B
Dwarsgestreept spierweefsel

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Deze spieren reageren snel
A
Glad spierweefsel
B
Dwarsgestreept spierweefsel

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noem je het begin van een spier?
A
Oorsprong (origo)
B
Aanhechting (insertio)
C
Contractie
D
Spierinnervatie

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Hoe is een spier opgebouwd?
A
Spiervezels vormen een spierbundel en die vormen samen de spier
B
Spierbundels vormen samen spiervezels en die vormen samen de spier
C
pezen vormen spiervezels en die vormen samen een spier
D
pezen vormen spierbundels en die vormen samen een spier

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat is spier innervatie?
A
Het bewegen van een spier
B
Het samentrekken van een spier
C
Het prikkelen van een spier

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de aanhechting van een spier
A
Begin
B
Buik
C
Einde

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Waarmee zijn spieren bevestigd aan een bot?
A
gewrichten
B
banden
C
pezen
D
ligamenten

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Welk stofwisselingsproces veroorzaakt melkzuur?
A
anaëroob
B
synergist
C
aëroob
D
myogelosen

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Slide 27 - Video

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Slide 30 - Video

This item has no instructions

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Welke houding zien we
hiernaast in de linker heup
A
Anteflexie
B
Retroflexie
C
Abductie
D
Adductie

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Wat is abductie?
A
Naar het lichaam toe bewegen.
B
Van het lichaam af bewegen.

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent synergist?
A
spanning van de spier
B
samenwerkende spier
C
tegenwerkende spier
D
beweging van de spier

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Wat is isometrische contractie?
A
kracht zonder beweging
B
kracht met beweging

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Welke type prikkel geeft informatie voor beweging door?
A
Motorische prikkel
B
Sensibele prikkel
C
Sensorische prikkel

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent adductie
A
Naar het lichaam toe bewegen.
B
Van het lichaam af bewegen.

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heten spieren die bewegen in eenzelfde richting?
A
antagonisten
B
synergisten

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Beenderen 

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Romp
  • Wervelkolom
  • Borstkas
  • Schoudergordel

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Wervelkolom
Functie:
- stevigheid aan romp
- beschermen ruggenmerg
- beweging romp

Vorm van twee S-en.

Slide 43 - Slide

columna vertebralis = ruggengraat.
De wervelkolom is verbonden met het hoofd en het bekken. 

Bij pasgeboren baby’s is de wervelkolom bijna recht. De kromming in de nek ontstaat wanneer de baby na enkele weken het hoofd gaat heffen. De kromming in de lendenen ontstaat wanneer de baby gaat zitten. Als deze krommingen zijn ontstaan, heeft de wervelkolom de vorm van twee S-en.
Bekkengordel 
Heiligbeen  
Staartbeen
Schaambeenvoeg
2 heupbeenderen


Slide 44 - Slide

Bekkengordel:
Heiligbeen - paars
Staartbeen - rood
Schaambeenvoeg - groen
2 heupbeenderen,  bestaat uit (met elkaar vergroeid)
-Darmbeen - blauw 
-Schaambeen - geel 
-Zitbeen - rose 

Het bekken is een ronding in de bekkengordel. Het wordt gevormd door het schaambeen en het zitbeen.
Schoudergordel
Bestaat uit: 
Schouderblad
Sleutelbeen

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Borstbeen en ribben
Ribben zijn direct of indirect verbonden met het borstbeen, dmv kraakbeen.


zwaardvormig aanhangsel
Onderste deel van borstbeen. Het middenrif (is een spier) is hier deels aan verbonden.
valse ribben
5 paren ribben zijn indirect verbonden met lichaam het borstbeen; dmv een kraakbeenstuk van de vorige rib. Dit noem je valse ribben.

lichaam
Zes ribben zijn direct verbonden aan het lichaam van het borstbeen dmv kraakbeen; dit noem je ware ribben.

handvat
De eerste rib is verbonden aan het handvat van het borstbeen.

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Ribben
Bestaan uit:
7 ware ribben 
  • direct verbonden aan borstbeen met glasachtig kraakbeen

5 valse ribben
  • niet direct verbonden
  • bovenste 3 ribben verbonden aan de vorige rib.
  • onderste 2 -> zwevende ribben

Slide 47 - Slide



Ribben hebben de volgende functies:
Ze beschermen vitale organen, zoals je hart en longen.
Ze helpen bij de ademhaling (door uitzetten en krimpen).
Ze maken bloedcellen aan (in het rode beenmerg).
vaste ribben. De ware ribben zijn met glasachtig kraakbeen direct verbonden met het borstbeen.

De vijf onderste paren ribben zijn de valse ribben. Deze ribben zijn niet direct verbonden met het borstbeen. De bovenste drie paren zijn indirect aan het borstbeen verbonden via een kraakbeen.

De onderste twee paren van de valse ribben zijn zwevende ribben: ze zijn helemaal niet verbonden met het borstbeen.
Waaruit is de bekkengordel opgebouwd?
A
staartbeen, sesambeen, heiligbeen
B
heiligbeen, staartbeen, 2 heupbeenderen
C
heupbeenderen, ribben, bovenbeen

Slide 48 - Quiz

This item has no instructions

heupgewricht wordt ingedeeld bij
A
Kogelgewricht
B
rolgewricht
C
scharniergewricht

Slide 49 - Quiz

This item has no instructions

Uit welke 2 beenderen bestaat de schoudergordel?
A
Schouderblad en sleutelbeen
B
Bovenarm en sleutelbeen
C
Schouderblad en bovenarm

Slide 50 - Quiz

This item has no instructions

Vragen?

Slide 51 - Slide

This item has no instructions