** Herhalingsles 5 februari 2024 **

Welkom
Nederlands
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom
Nederlands

Slide 1 - Slide

Planning
  • Tekstbegrip - eindexamensite
  • Handelingsdeel fictie
  • Herhaling stilistiek
  • Aan de slag met een opdracht
  • Tijd over? Bespreken

Slide 2 - Slide

Tekstbegrip en handelingsdeel
  • Tekstbegrip -> bezig met analyseren vragen 
  • Veel fouten in signaalwoorden en verbanden
  • Volgende week en na de vakantie -> oefenen

  • Handelingsdeel fictie - les van gisteren  -> Nog nakijken

Slide 3 - Slide

Herhaling begrippen
Welke 13 begrippen hebben we tot nu toe behandeld?
1
5
9
2
6
10
3
7
11
4
8
12
13

Slide 4 - Slide

Vergelijking met/zonder ALS en metafoor
Vergelijking met als
Jouw kamer is als een ontplofte molshoop.

Vergelijking zonder als
'Die kamer van jou is een ontplofte molshoop', zei moeder.

Metafoor
Ik durf niet eens naar binnen in die ontplofte molshoop.
Dit zijn eigenlijk 3 dezelfde soort vergelijkingen

Slide 5 - Slide

MEtonyMIa
MEtonyMIa
Die rooie krullenbol geeft antwoord - je noemt een deel van de persoon.
Nederland won veel medailles - je bedoelt het team, je noemt het hele land.

Je noemt MINDER - dus een klein deel
of 
Je noemt MEER - dus een groter deel
van datgene wat je bedoelt.
MEER of MINDER van iets noemen

Slide 6 - Slide

Personificatie

Wanneer je aan een levenloos object menselijke eigenschappen toekent, heb je te maken met een personificatie


Het papier is geduldig

De toekomst lacht ons toe

De economie zucht en steunt







Slide 7 - Slide

Tautologie

Twee keer hetzelfde, maar in andere woorden.

Check altijd of het gaat om dezelfde woordsoort -> je kunt ze door elkaar vervangen!










We zijn blij en verheugd dat u hier bent. 
De appels zijn vandaag gratis en voor niets. 
Vermoedelijk moet je misschien naar de huisarts.
Voordat u zich aanmeldt, moet u eerst uw identiteitskaart laten zien.


Slide 8 - Slide

Pleonasme

Bij een pleonasme wordt een - onlosmakelijk verbonden - eigenschap van een woord extra genoemd door een ander woord. 


Het rode bloed spoot uit de wond.                        Eigenschap van bloed = rood

De witte sneeuw lag op de daken.                         Eigenschap van sneeuw = wit

De natte regen spetterde op de straat.               Eigenschap van regen = nat

De houten boomstam lag in het bos.                   Eigenschap van een boomstam = hout







Slide 9 - Slide

Contaminatie

Bij een contaminatie worden twee woorden met elkaar verhaspeld. 

De woorden hebben vaak dezelfde soort betekenis. 

Ze worden samengevoegd tot een verkeerd woord of een verkeerde uitdrukking.


Je moet dat even optypen.                                 opschrijven / typen

Hij is bij mij aan het afspieken.                          afkijken / spieken

Dat jasje kost erg duur.                                          kost veel / is duur

                    







Slide 10 - Slide

Hyperbool

Je gebruikt een hyperbool om ergens de nadruk op te leggen. 

Je wilt extra duidelijk maken hoe het zet, daarom gebruik je een overdrijving.


Ik huilde een zee van tranen.   

Ik sprong een gat in de lucht.

Waar was je? Ik heb wel een eeuw op je staan wachten.

Ik heb wel 10 kilo chocolade opgegeten.

                    







Slide 11 - Slide

Eufemisme

Je gebruikt een eufemisme om iets op een zachtere manier te zeggen. 

Als je het op de gewone manier zou zeggen, klinken je woorden wat minder aardig. 

Je gooit er een soort van lief sausje overheen om het minder hard te laten klinken.


Mijn kat is vorige week heengegaan.

De directeur heeft een interieurverzorgster ingehuurd.

We maken dadelijk een sanitaire stop


                    







Slide 12 - Slide

Climax en anticlimax

Je gebruikt een climax en een anticlimax om iets m.b.v. een opsomming te benadrukken.

Bij een climax gaat de opsomming naar een hoogtepunt.

Een anticlimax begint vaak op een hoogtepunt, maar eindigt onverwacht in iets minder spectaculairs. 






                    







Ik vind het lastig, eigenlijk valt het wel mee, het lukt prima, een makkie, gewoon een eitje!
Het vuurwerk begon te knallen, de kleuren verlichtten de lucht, iedereen keek vol bewondering… en toen viel het laatste rotje met een zielig sissend geluid op de grond.

Slide 13 - Slide

Taboewoorden

Eigenlijk zijn taboewoorden al duidelijk, wanneer ze worden gebruikt. 


Het woord TABOE geeft aan dat het verboden is om te zeggen. 

Een taboe is ongepast om te gebruiken, te doen of over te spreken. 

                    







Slide 14 - Slide

Opdracht
  • Lees het verhaal en noteer de stijlfiguren en stijlfouten.
  • Je mag markeren/onderstrepen in het verhaal.
  • Je mag je stilistiekboekje gebruiken.
  • Samenwerken mag!

Slide 15 - Slide