Herhaling spelling VWO 1

Herhaling VWO 1 voor de toets
  • persoonsvorm (tt/vt), voltooid deelwoord, infinitief 
  • spelling bijvoeglijk naamwoord 
  • interpunctie (hoofdletters, komma's en aanhalingstekens)
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhaling VWO 1 voor de toets
  • persoonsvorm (tt/vt), voltooid deelwoord, infinitief 
  • spelling bijvoeglijk naamwoord 
  • interpunctie (hoofdletters, komma's en aanhalingstekens)

Slide 1 - Slide

Vandaag herhalen we:
1. uitleg bijvoeglijk naamwoord (spelling)
2. herhaling voltooid deelwoord en infinitief (werkwoordspelling)
3. quiz

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Spelling van het bijvoeglijk naamwoord
Er zijn 3 soorten bijvoeglijke naamwoorden:
  1. gewone bnw: de rode stoel
  2. een stof als bnw: de betonnen muur
  3. het voltooid deelwoord als bnw: de gewitte muur

Slide 4 - Slide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord geeft aan van welk materiaal iets is gemaakt. 

Oude stoffen krijgen -en achteraan:
De glazen deur, de houten stoel, de stenen trap

Nieuwe stoffen veranderen niet:
Een plastic tas, de nylon hoes, een kunststof map

Slide 5 - Slide

Voltooid deelwoord als bnw

Slide 6 - Slide

Schrijf het juiste bijvoeglijk naamwoord op:
een .....(lood) pijp

Slide 7 - Open question

het .....(suède) jasje

Slide 8 - Open question

een .....(mooi) ontwerp

Slide 9 - Open question

de .... (stro) hoed

Slide 10 - Open question

een ....(goud) ring

Slide 11 - Open question

Een ....(polyester) jurkje

Slide 12 - Open question

een ...(rotan) stoel

Slide 13 - Open question

de ...(vergroten) foto's

Slide 14 - Open question

een ...(uitknippen) plaatje

Slide 15 - Open question

het ...(lezen) boek

Slide 16 - Open question

Wat is een voltooid deelwoord?
A
heel werkwoord
B
persoonsvorm
C
ge-be-her-ver-ont woorden
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 17 - Quiz

Een voltooid deelwoord begint altijd met ge.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van "interviewen"?
A
geinterviewd
B
geïnterviewd
C
geinterviewt
D
geïnterviewt

Slide 19 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van stofzuigen?
A
Stofgezogen
B
Gestofzogen
C
Stofgezuigd
D
Gestofzuigd

Slide 20 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van chillen
A
gechild
B
gechilt

Slide 21 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van vertellen?
A
verteld
B
vertelt
C
vertelde
D
vertelte

Slide 22 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:

BELONEN
A
Beloond
B
Beloont
C
Belonen
D
Belonend

Slide 23 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van gebeuren?
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 24 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van "verduren"?
A
geduurd
B
verduurd
C
geverduurd

Slide 25 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:

jagen
A
gejaagt
B
gejaagd

Slide 26 - Quiz

Infinitief 
Het infinitief is het hele werkwoord. 

Voorbeeld: 
Zij staan op de bus te wachten. Wachten is het infinitief.
Zij stonden op de bus te wachten.
Staan is dus geen infinitief, want dat verandert als je het in een andere tijd zet. 

Slide 27 - Slide

Wat is de infinitief van 'is'?

Slide 28 - Open question

Wat is het infinitief van gespaard?

Slide 29 - Open question