Escritura W6

Periodo 1: Semana 43
Hier volgen de taken die jullie deze weken moeten maken. 
Miércoles:
1. Escuchamos y aprendemos: La estructura de la oración en español
3. Autocorregimos la carta nr 2 del diagnóstico siguiedo la estructura recien aprendida.
Viernes:
Tarea 2: Cultura general Ficha del alumno- Latino América
 






















 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Periodo 1: Semana 43
Hier volgen de taken die jullie deze weken moeten maken. 
Miércoles:
1. Escuchamos y aprendemos: La estructura de la oración en español
3. Autocorregimos la carta nr 2 del diagnóstico siguiedo la estructura recien aprendida.
Viernes:
Tarea 2: Cultura general Ficha del alumno- Latino América
 






















 

Slide 1 - Slide

Estructura básica de una oración 
In deze les gaan we werken aan ....
... de opbouw van zinnen herhalen [zinsvolgorde, ontkenning, werkwoorden, mwv + lvw+ bepalingen,etc ], het lidwoord /bijvoegelijk naamwoord herhalen  en zinnen uit jullie brief verbeteren


Slide 2 - Slide

Zinsvolgorde
Er zijn verschillen tussen de woordvolgorde in het Spaans en in het Nederlands. 
Het belangrijkste verschil is dat alle werkwoorden in het Spaans bij elkaar staan. 
Volgorde 🡪 
Tijdsbepalingen + onderwerp (ow) + alle werkwoord(en) (ww) + de rest van de zin
Voorbeeld:
*Hoy (yo)he comprado(**)un regalo para ti ***en Zara/ Vandaag  heb ik een cadeau voor jou bij de Zara gekocht.      
     * Hoy por la mañana-por la tarde - a las 3, etc
  **  Un regalo muy bonito-muy grande- precioso, etc. 
***  En el comercio de Zara- en el Zara que está en el centro, el que está enfrente del cine,etc.

Slide 3 - Slide





Meewerkend voornaamwoord
me
te
le (se) -> lo,la
nos
os
les/se -> las,los



Lijdend voornaamwoord
Lijdende voornaamwoord
me
te
le (lo)
nos
os
les

Persoonlijk voornaamwoorden als mwv en lvw verschillen alleen in de 3de persoon van elkaar. 
Het vervangen van MWV en LVW door persoonlijk voornaamwoorden 
Yo le doy flores a mi madre                  ->      Yo se las doy  
Ik geef bloemen aan mijn moeder     ->       Ik geef ze aan haar

Slide 4 - Slide

Complemento directo e indirecto
Positie direct en indirect voornaamwoorden: Als er een direct (wie/wat?) of een indirect (aan wie/voor wie?) onderwerp in een Spaans zin staat, gaat het directe object meestal vooraf aan het indirecte.
Onderwerp          Werkwoord          Directe onderwerp           Indirecte onderwerp
(Yo)                           leo                           un cuento                                 a mi hermana.  
Ik lees een verhaal voor aan mijn zus.
La profesora         enseña                   español                                   a los estudiantes. De lerares leert de studenten Spaans.

Slide 5 - Slide

Concordantie bijvoeglijk naamwoord:
Het bijvoeglijk naamwoord past zich in getal en geslacht aan het zelfstandig naamwoord, ook als het erachter staat (wat in het Spaans meestal het geval is) 

De aardige mensen                                     la gente simpática 🡪 enkelvoud en vrouwelijk
Het knappe meisje                                       la chica simpática 🡪 enkelvoud en vrouwelijk
De grote jongens                                          los chicos altos 🡪 meervoud en mannelijk
Enkele knappe meisjes                              unas chicas guapas 🡪 meervoud en vrouwelijk


Slide 6 - Slide

Artículo determinado  masculino
De/het 
el - los 
Generalmente las palabras teminadas en: 
 -L, -O, -N, -E, -R, -S (loners) son masculinas
Excepciones: la noche, la piel, la gente, la clase, la imagen, la nieve, la mano, la foto, la cárcel, la parte,la radio,la moto..
Otras excepciones son las palabras que terminan en: -MA, -TA, -PA, AJE
el clima, el cometa, el mapa, el problema, el planeta. 
Artículo determinado femenino
De/het
la - las
palabras terminadas en
-a  
Excepciones: el día, el tranvía, el planeta, el mapa, el cometa, el pijama.

Palabras masculianas y femeninas: -TA, -TE, -ISTA> el/la dentista-taxista; el/la colega
El arpa, el agua, el águila son femeninas, cambia el artículopara evitar"cacofonía" (El agua limpia/las aguas límpias)

Slide 7 - Slide

Artículo indeterminado masculino

(uno - unos 
Un(o) pierde la "o"cuando va  delante de un sustantivo masculino singular. 
Unos = enkele, enige.
unos /unas -> kunnen voor hoeveelheden  ook ongeveer betekenen.
Artículo indeterminado femenino

una - unas
a   +   el  =    al
de +   el  =   del

Slide 8 - Slide

1. ¿Tú quieres o queso de postre comer pastel ?

Slide 9 - Open question

2. Elena y Pablo son no amigas.

Slide 10 - Open question

3. La película Titanic es una romántica película.

Slide 11 - Open question

4. Es no un regalo bonito pero es muy útil

Slide 12 - Open question

5. Vuestra profesora es muy simpático

Slide 13 - Open question

6. En mi fiesta mucha familia hay

Slide 14 - Open question

7. Me no gusta las clase de inglés porque los deberes son muy difíciles.

Slide 15 - Open question

8. Los chico comen mucha tortilla de patata.

Slide 16 - Open question

9. No me gustan los deberes difícil.

Slide 17 - Open question

10. Ana y yo buscamos ideas para la fiestas del colegio.

Slide 18 - Open question

¿Qué terminación no es femenina?
A
-A
B
-íSTA
C
-AJE
D
-TE

Slide 19 - Quiz

¿Qué terminación no es solamente masculina?
A
-MA
B
-TA
C
-TE
D
-PA

Slide 20 - Quiz

¿Qué frase es la correcta?
A
No, no has comido a las 3
B
No, no has a las 3 comido
C
No, no has comida a las 3
D
No, no has comiendo a las 3

Slide 21 - Quiz