,

Inleiding en slot

Wat gaan we vandaag doen?
  1. Gedicht (5 minuten)
  2. Uitleg inleiding en slot (10 minuten)
  3. Samen oefenen (10 minuten)
  4. Zelf aan de slag (15 minuten)
  5. Evaluatie (5 minuten)
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat gaan we vandaag doen?
  1. Gedicht (5 minuten)
  2. Uitleg inleiding en slot (10 minuten)
  3. Samen oefenen (10 minuten)
  4. Zelf aan de slag (15 minuten)
  5. Evaluatie (5 minuten)

Slide 1 - Slide

  • Je kunt kenmerken van een inleiding en slot benoemen.
  • Je kunt de kenmerken van een inleiding en slot herkennen in een tekst.
Lesdoelen

Slide 2 - Slide

is het eerste deel van een tekst
Een inleiding heeft twee functies:

  • De lezer nieuwsgierig maken naar de rest van de tekst; vaak gebeurt dat met een voorbeeld of een bijzondere vorm daarvan: een anekdote, een meestal grappig (waargebeurd) verhaaltje;
  • duidelijk maken wat het onderwerp van de tekst is; er worden bijvoorbeeld één of meer vragen gesteld, die verderop in de tekst beantwoord worden.
De inleiding

Slide 3 - Slide

  • In het middenstuk staat de meeste informatie over het onderwerp. Dit tekstgedeelte bestaat vaak uit meerdere alinea's (losse stukjes tekst). Elke alinea behandelt een ander deel van het onderwerp (deelonderwerp).
Het middenstuk
is het grootste gedeelte van de tekst

Slide 4 - Slide

Het laatste deel van een tekst is het slot. Ook dit kan uit één of meer alinea’s bestaan. In een slot vind je meestal een conclusie (de hoofdgedachte), vaak herkenbaar aan signaalwoorden als dus en daarom of een korte samenvatting, vaak herkenbaar aan signaalwoorden als kortom en al met al.

  • Daarnaast vind je soms een aanbeveling (een advies),
een aansluiting bij de inleiding, zodat het verhaal mooi ‘rond’ is of een toekomstverwachting.
Het slot
is het laatste stuk van de tekst

Slide 5 - Slide

Er volgen nu wat herhalingsvragen

Slide 6 - Slide

Alle teksten hebben een inleiding - middenstuk - slot
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Kies het juiste woord:

In een inleiding / middenstuk / slot van een tekst
maak je kennis met het onderwerp van de tekst.
A
inleiding
B
middenstuk
C
slot

Slide 8 - Quiz

Hoe noemen we de zin waarin het belangrijkste van de alinea staat?

Slide 9 - Open question

Uit hoeveel alinea’s bestaat een inleiding?
A
altijd uit één alinea
B
altijd uit twee alinea's
C
soms uit één alinea, soms uit meerdere alinea’s
D
altijd uit meerdere alinea's

Slide 10 - Quiz

Aan welk signaalwoord kun je een slot herkennen?
A
al met al
B
echter
C
maar
D
ook

Slide 11 - Quiz

In welk deel van de tekst vind je meestal de deelonderwerpen?
A
inleiding
B
middenstuk
C
slot

Slide 12 - Quiz

6

Slide 13 - Video

00:10
Hoe sluit de presentator de inleiding af?
A
Met een anekdote
B
Door een vraag te stellen
C
Een probleem noemen
D
Hij geeft voorbeelden

Slide 14 - Quiz

01:45
De spreker zegt: ‘En roddelen speelt daarbij nou net een heel belangrijke rol.
Namelijk op twee manieren.’ Welke twee manieren zijn dat?
A
Je hebt meer plezier met elkaar en je leert elkaar beter kennen.
B
Je leert elkaar beter kennen en het helpt om te bepalen wat onze normen zijn.
C
Je kunt beter met elkaar communiceren en je kunt beter met elkaar lachen.
D
Je leert elkaar beter kennen en je leert jezelf beter kennen.

Slide 15 - Quiz

02:30
Waarom kun je beter roddelen over BN’ers dan over mensen uit je naaste omgeving?

Slide 16 - Open question

03:49
Wat is de juiste volgorde?
A
1-2-3-4
B
1-3-4-2
C
3-1-4-2
D
4-3-1-2

Slide 17 - Quiz

04:11
Hoe wordt de video afgesloten? Wat is de functie van het slot?
A
Er wordt een advies gegeven
B
Een toekomstverwachting
C
Er wordt een korte samenvatting gegeven
D
De vraag uit de inleiding wordt beantwoord

Slide 18 - Quiz

00:10
Wat is het onderwerp?
A
BN'ers
B
Juicekanalen
C
Roddelbladen
D
Roddelen (over bn'ers)

Slide 19 - Quiz

ZELFSTANDIG WERKEN
Wat:
Maak opdracht 2 en 3 vanaf bladzijde 36
Hoe:
In je boek/schrift. Je mag fluisterend overleggen.
Hulp:
Theorie op blz. 36
Tijd:
10 minuten. Daarna bespreken we het eerste deel.
Klaar:
Maak opdracht 7 en lees alvast de theorie door van §6.
timer
10:00

Slide 20 - Slide

  • Je kunt kenmerken van een inleiding en slot benoemen.
  • Je kunt de kenmerken van een inleiding en slot herkennen in een tekst.
Lesdoelen

Slide 21 - Slide

Waaraan kun je een inleiding herkennen?

Slide 22 - Mind map

Omschrijf in je eigen woorden wat een schrijver
in het slot kan doen om de tekst af te sluiten.

Slide 23 - Open question