2021: Politiek P2

1 / 41
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Hoe ging de vorige weektaak?
A
Ik heb de weektaak nog niet af
B
Matig, ik vond het veel/ moeilijk
C
Goed, ik heb het afgekregen
D
Prima, eitje

Slide 2 - Quiz

Wat vond je nog lastig/ waar wil je nog meer uitleg over (weektaak vorige week)

Slide 3 - Open question

Vandaag
1. Herhalen lesstof vorige week
2. Bespreken P2/P3
3. Werktijd

LET OP: Uiterlijk vrijdag PIF inleveren via itslearning.

Slide 4 - Slide

Mensen die van politiek hun werk maken noemen we
A
Mafketels
B
Ambtenaren
C
Ministers
D
Politici

Slide 5 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Politici zijn altijd minister
B
Politici moeten beslissingen nemen
C
Alle politici werken in Den Haag
D
Politici zijn altijd lid van de Tweede Kamer

Slide 6 - Quiz

Wie zijn de overheid ?
A
politici
B
politici+ ambtenaren
C
de rechtsstaat
D
Het Nederlandse volk

Slide 7 - Quiz

Ambtenaren werken voor politici. Hoe noem je alle politici en ambtenaren bij elkaar?
A
Overheid
B
Rijk
C
provincie
D
Gemeente

Slide 8 - Quiz

Hoe noemen we vertegenwoordigers die namens het volk politieke besluiten nemen?
A
Ambtenaren
B
Politici
C
Zakkenvullers
D
Ministers

Slide 9 - Quiz

Hieronder staan vier uitspraken.
1 Ambtenaren en politici houden het algemeen belang in de gaten.
2 De overheid bestaat uit politici en de burgers die de politici hebben gekozen.
3 Politici besturen het land, ambtenaren besturen de gemeente.
4 Politici zijn nodig om een land of stad te besturen.

Twee van de vier uitspraken zijn juist. Welke uitspraken zijn dat?

A
1 en 2 zijn juist.
B
2 en 3 zijn juist.
C
3 en 4 zijn juist.
D
1 en 4 zijn juist.

Slide 10 - Quiz

Politici nemen besluiten over alle dingen die van ............ belang zijn.
A
Algemeen
B
Belangrijk
C
Gedeeltelijk
D
Nederlands

Slide 11 - Quiz

Passief kiesrecht betekent dat:
A
Politici over wetten stemmen
B
Maar weinig mensen gaan stemmen
C
Je bij verkiezingen mag gaan stemmen
D
Mensen bij verkiezingen op jou kunnen stemmen

Slide 12 - Quiz

In een democratie mag de bevolking om de paar jaar stemmen. Zij kiezen dan:
A
de ambtenaren
B
de grondwet
C
de politici
D
de dictatuur

Slide 13 - Quiz

Nederland is een indirecte democratie. Wat is dat?
A
Mensen stemmen of ze voor of tegen zijn
B
Het volk heeft invloed op besluiten
C
Politici nemen namens ons besluiten
D
Het recht om te stemmen

Slide 14 - Quiz

Welke zinnen zijn juist?
1. De overheid bestaat uit politici en ambtenaren.
2. De burgemeester van Amsterdam is ook minister-president van het hele land.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 15 - Quiz

Vertel op welke manier jij te maken hebt met politiek. Noem er minimaal 2.

Slide 16 - Open question

Een referendum is een voorbeeld van een..
A
ambtenaar
B
algemeen belang
C
directe democratie
D
volksvertegenwoordiger

Slide 17 - Quiz

Geef een omschrijving van het begrip 'politiek'

Slide 18 - Open question

Begrippen
Actief kiesrecht: Je hebt het recht om te stemmen.
Passief kiesrecht: Je hebt het recht om je verkiesbaar te stellen.

In Nederland zijn er vrije en geheime verkiezingen.

Bij verkiezingen kiezen partijen een lijsttrekker:
de belangrijkste man of vrouw tijdens verkiezingstijd.

Slide 19 - Slide

Begrippen
Na de verkiezingen:
> Niet één partij de meerderheid
> Er moet dus samengewerkt worden
> Daarvoor moeten compromissen gesloten worden

Slide 20 - Slide

Begrippen
Links:
> De overheid is actief en moet zorgen voor de zwakkeren.
> Belangrijke waarden: gelijkwaardigheid en milieu

Midden:
> De overheid heeft een aanvullende rol. Mensen zorgen voor elkaar.
> Belangrijke waarden: naastenliefde

Rechts:
> De overheid heeft een passieve rol, mensen moeten voor zichzelf zorgen. De overheid helpt alleen als dat echt nodig is.
> Belangrijke waarden: vrijheid, eigen verantwoordelijkheid. 

Slide 21 - Slide

Links of rechts?
Studeren moet weer gratis worden, zo krijgt iedereen gelijke kansen
A
Links
B
Rechts

Slide 22 - Quiz

Links of rechts?
Als je een topinkomen hebt moet je meer belasting betalen
A
Links
B
Rechts

Slide 23 - Quiz

Past de volgende uitspraak meer bij links of rechts?

'Uitkeringen moeten worden verhoogd'
A
Links
B
Rechts

Slide 24 - Quiz

Links, midden of rechts?
Eigen verantwoordelijkheid voor de burgers.
A
links
B
midden
C
rechts

Slide 25 - Quiz

Uitkeringen voor werklozen moeten omhoog
A
Links
B
Rechts

Slide 26 - Quiz

Vinden economische vrijheid heel belangrijk
A
Links
B
Midden
C
Rechts

Slide 27 - Quiz

Er moeten meer huurwoningen gebouwd worden
A
Links
B
Midden
C
Rechts

Slide 28 - Quiz

Vinden gelijkheid heel belangrijk
A
Links
B
Midden
C
Rechts

Slide 29 - Quiz

Een partij wil de belasting verhogen voor de rijken. Is deze partij links of rechts?
A
Links
B
Midden
C
Rechts

Slide 30 - Quiz

Een partij wil dat de gezondheidszorg gratis is voor iedereen. Is deze partij links of rechts?
A
Links
B
Midden
C
Rechts

Slide 31 - Quiz

Het minimumloon moet omhoog
A
Links standpunt
B
Rechts standpunt

Slide 32 - Quiz

Criminelen moet je gewoon heel lang opsluiten.
A
Links
B
Rechts

Slide 33 - Quiz

Strengere klimaatregels is een .... standpunt
A
Links
B
Rechts

Slide 34 - Quiz

Burgers moeten voor elkaar zorgen
A
Links
B
Midden
C
Rechts

Slide 35 - Quiz

Wie veel presteert, mag ook veel verdienen. Deze uitspraak hoort vooral bij:
A
links
B
rechts
C
midden
D
zowel links als rechts

Slide 36 - Quiz

Belastingen moeten zo laag mogelijk zijn
A
Links
B
Rechts

Slide 37 - Quiz

De overheid moet zo weinig mogelijk ingrijpen.
A
Links
B
Rechts

Slide 38 - Quiz

Wat zijn voorbeelden van
linkse partijen ?
A
PvdA - Groen links - VVD
B
VVD-PVV-D66
C
PvdA-Groen links-SP
D
VVD-Groen links-PVV

Slide 39 - Quiz

Vragen/ onduidelijkheden?

Slide 40 - Open question

Criminelen moet je gewoon heel lang opsluiten.
A
Links
B
Rechts

Slide 41 - Quiz