H2C - Periode 4 - H6 Les 5 - KOL (19-05-2022)

Bienvenidos
Lessonup klascode H2c:  zstev
1 / 25
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Bienvenidos
Lessonup klascode H2c:  zstev

Slide 1 - Slide

Programa de hoy
  1. 10 min - Info, deberes 
  2. 15 min - Schrijven in de perfecto (verleden tijd) TB.p.82 + nabespreken
  3. 5 min - Voca 6.4 herhaling
  4. 15 min - Toekomende tijd: gram. nr. 38 + oefenen
  5. Werken aan landenopdracht (indien tijd voor)
  6.  10 min - Evaluación + Deberes 

Slide 2 - Slide

Los objetivos de hoy: 
- Ik ken de presente perfecto en kan deze actief gebruiken in zelfgeschreven zinnen. 
- Ik ken een deel van de woorden van voca 6.4
- Ik weet wanneer en hoe je de futuro inmediato gebruikt (ir+a+ infinitivo)

Slide 3 - Slide

Comprobar los deberes
Estudiar: 
  • presente perfecto gram nr 36-37
  • herhalen de trappen van vergelijking gram. nr 15ab+16

Hacer: 
  • voc. p.17-18 oef 28c+29
  • TB p. 82 4AB
  • presente perfecto voc. p.20-21 oef 11bc
  • Werken aan je P.O. Landenopdracht (zie classroom) --> komende week 24-5 presenteren of video ingeleverd hebben! 

Slide 4 - Slide

Antwoorden
voc. p.18 oef 28c
  1. Soy más/menos alto/a que tú.
  2. Soy mayor/menor que tú.
  3. Soy mejor/peor en Matemáticas que tú.

voc. p.19 oef 29
  1. Pablo es más amable/simpático que Javier.
  2. Mi padre es más tranquilo que mi madre.
  3. Los pantalones son tan caros como los jerseys.
  4. Nuestro instituto es más pequeño que la universidad/Nuestra escuela es más pequeña que..
  5. Tu hermano es más gracioso que tu hermana.

Slide 5 - Slide

Antwoorden voc. p.20 oef 11bc
  1. has visitado (je hebt bezocht)                   - visitar - bezoeken
  2. he hecho (ik heb gedaan)                             - hacer - doen
  3. he conocido (ik heb leren kennen)           - conocer - kennen, leren kennen
  4. ha dicho (hij heeft gezegd)                          - decir - zeggen
  5. he surfeado (ik heb gesurfd)                       - surfear - surfen
  6. he visto (ik heb gezien)                                   - ver - zien
  7. he buscado (ik heb gezocht)                       - buscar - zoeken
  8. han encontrado (ze hebben gevonden) - encontrar - vinden
  9. han escrito (ze hebben geschreven)        - escribir - schrijven

VRAAG: welke werkwoorden zijn onregelmatig?

Slide 6 - Slide

10m - De verleden tijd, 'perfecto'
REPASO (HERHALING):
Als je iets vertelt wat in het verleden ligt, gebruik je de verleden tijd. In het Spaans de 'presente perfecto', ook wel genoemd de 'pretérito perfecto'. 
-> Hoe ging de 'perfecto' ook alweer?

Slide 7 - Slide

10m - De verleden tijd, 'perfecto'
OPDRACHT: 
  • Kies op TB p.82 de tekst van Miriam of van Diego.
  • Herschrijf de tekst over jouzelf, dus in de ik-vorm. 
  • Kijk goed in gram. nr. 36-37 hoe je de verleden tijd 'perfecto' moet vervoegen.
  • Je mag plaatsnamen/plekken veranderen zodat het beter past bij jouw eigen vakantie.
  • Schrijf de tekst in de ik-vorm in je schrift/document op classroom.

Klaar? 
Leer de vervoegingen van de perfecto uit je hoofd! 

Slide 8 - Slide

 VOCABULARIO 6.4 (5m)
Bestudeer de woorden en vertalingen gedurende 2 minuten.
Daarna noteer je op de volgende slide zoveel mogelijk woorden die je nog weet.
Wie weet er het meest?
timer
2:00

Slide 9 - Slide

Vocab 6.4
Noteer zoveel mogelijk woorden met vertaling.

Slide 10 - Open question

Toekomende tijd, gram. nr. 38
Presente: Ik ga naar het strand = ik ga + naar + plaats
Spaans: (Yo) voy + a + la playa
 
Futuro inmediato: Ik ga werken = ik ga + heel werkwoord
Spaans: (Yo) voy + a + trabajar

In dit voorbeeld gaat het om de toekomende tijd 'futuro inmediato'. Het Spaanse woordje 'a' wordt niet vertaald naar het Nederlands. 

Hoe maak je de futuro? Je vervoegt het werkwoord 'ir' (=gaan) in de juiste persoon. Daarna 'a', daarna het hele werkwoord. Yo voy a trabajar, tú vas a trabajar, etc.




Slide 11 - Slide

Toekomende tijd (2)
Zinsvolgorde: 
  1. Houd de werkwoorden bij elkaar!
  2. Heeft de zin een tijdsaanduiding (bijv. mañana)? Dan komt die helemaal vooraan of achteraan. Ejemplo: Mañana voy a comprar un teléfono . (Morgen ga ik een telefoon kopen)

Ken je de vervoegingen van 'ir' (= gaan) nog? -> Herhalen en leren.

Maken: 
  • voc. p.29 oef 26bc (= de futuro inmediato herkennen)
  • voc. p.29-30 oef 27ab (= oefenen met tijdsaanduidingen)



Slide 12 - Slide

Werken aan PO: Landenopdracht 
  1. Lees de opdracht op classroom.
  2. Je werkt als tweetal (tweetallen staan op classroom).
  3. Je gaat op 24 mei presenteren in groepjes, aan een ander groepje of laat je video zien.
  4. Je vraagt iemand om tijdens je presentatie een filmpje te maken op jouw telefoon of hebt al gefilmd. Je levert het filmpje in op classroom, per tweetal. Je levert ook je powerpoint en tekst in.
  5. Je geeft minimaal 1 ander groepje feedback en een cijfer. De docent beoordeelt ook. 
  6. De opdracht is voor een cijfer dat meetelt.

Slide 13 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?
Noteer 3 concrete voorbeelden van Spaanse woorden, grammatica, landenkennis etc.

Slide 14 - Open question

Kijk goed naar je eigen werkhouding.
Omschrijf: hoe heb jij deze les gewerkt? Wat ging goed, wat kan beter?

Slide 15 - Open question

Deberes para la próxima clase
estudiar: 
gram.nr. 38 ‘ir a’
frases clave

hacer: 
voorbereiden landenopdracht + afmaken voc. p.29-30 oef 26bc en 27

Slide 16 - Slide

Einde....

Slide 17 - Slide

Herhaling/extra uitleg: 
zie volgende dia's -->

Slide 18 - Slide

Overtreffende trappen in het Spaans
Stellende trap:          Jan is net zo groot als Ana.
                                         Juan es tan grande como Ana
Vergrotende trap:   Jan is groter dan Ana.
                                         Juan es más grande que Ana
                                OF   Jan is minder groot dan Ana.
                                         Juan es menos grande que Ana
Overtreffende trap: Jan is de kleinste
                                          Juan es el más pequeño.


Dus: welke Spaanse woorden gebruik je hiervoor? 

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Deze hoef je alleen passief te kennen, niet zelf te maken

Slide 22 - Slide

Verleden tijd:  Presente perfecto (= pretérito perfecto)  
3 minutos individual
- Bekijk de volgende afbeelding
- Wat is de regel denk je?
- Uitleg in gram. nr. 36-37


Tip: Kijk naar:
Gram. nr. 36-37 (regelm + onregelm)

Slide 23 - Slide

Explicación en vídeo
Uitleg op vídeo. Kijk het filmpje.

MAAK HIERVAN AANTEKENINGEN IN JE SCHRIFT!

Kun je nu zelf uitleggen hoe de verleden tijd wordt gevormd? Probeer het.

Vraag evt. aan de docente extra uitleg, of kijk naar: Gram. nr. 36-37 (regelm + onregelm)

Slide 24 - Slide

Info H6, Periode 4
 Toetsstof H6 (onder voorbehoud vooralsnog)
  • Vocab. 6.1 t/m 6.5; 
  • Frase clave p.6-7; 
  • Grammatica: 
- nr. 11 betrekkelijk vnw; 
- nr. 15ab trappen van vergelijking; 
- nr. 30-31 ser-estar-hay; 
- nr. 35 presente; 
- nr. 36-37 presente perfecto, ook onregelmatig; 
- nr. 38 futuro inmediato ir a + inf; 
- getallen TB p.97 (1-100 in beide richtingen, grotere getallen allen S-N)

Slide 25 - Slide