A2C - Periode 4 - H6 Les 7 - GSE (23-05-2022)

Bienvenidos
Lessonup klascode A2c: whrqg
1 / 27
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Bienvenidos
Lessonup klascode A2c: whrqg

Slide 1 - Slide

Programa de hoy
  1. Info (5m)
  2. Vocab 6.5 (5m)
  3. Lectura: Nos vamos de vacaciones, TB p.83 oef 5A (15m)
  4. Gramática, comprobar los deberes + practicar: Presente perfecto y Futuro (15m)
  5. [ Evt. Valladolid (kijk en luister): TB p.87 + voc. p. 36 ]
  6. Landenopdracht + vragen stellen (20m)
  7.  Evaluación + Deberes (5m)

Slide 2 - Slide

10m - De verleden tijd, 'perfecto'
REPASO (HERHALING):
Als je iets vertelt wat in het verleden ligt, gebruik je de verleden tijd. In het Spaans de 'presente perfecto', ook wel genoemd de 'pretérito perfecto'. 
-> Hoe ging de 'perfecto' ook alweer?

OPDRACHT: 
  • Kies op TB p.82 de tekst van Miriam of van Diego.
  • Herschrijf de tekst over jouzelf, dus in de ik-vorm. 
  • Kijk goed in gram. nr. 36-37 hoe je de verleden tijd 'perfecto' moet vervoegen.
  • Je mag plaatsnamen/plekken veranderen zodat het beter past bij jouw eigen vakantie.
  • Schrijf de tekst in de ik-vorm in je schrift.

Slide 3 - Slide

 VOCABULARIO 6.5 (5m)
Bestudeer de woorden en vertalingen.
Daarna noteer je op de volgende slide minimaal drie Spaanse woorden die van pas kunnen komen in jouw landenpresentatie. 

timer
2:00

Slide 4 - Slide

Welke Spaanse woorden komen van
pas in je landenpresentatie?

Slide 5 - Mind map

Lectura: Nos vamos de vacaciones





TB p.83 oef 5A
 Geef de acht vragen een nummer, van boven naar beneden.
Lees de tekst over de 5 kinderen.
Zet een of meer namen achter elk nummer (bij één vraag hoort geen naam).


Slide 6 - Slide

Comprobar los deberes
estudiar: 
gram.nr. 38 ‘ir a’

hacer: 
voorbereiden landenopdracht + afmaken voc. p.29-30 oef 26bc en 27

Slide 7 - Slide

RESPUESTAS (antwoorden), p.29
Voc. p.29 ejercicio 26bc
1. Futuro: Ik ga een boek lezen. 
2. Presente: Draag je een rode jurk?
3. Futuro: We gaan de metro nemen.
4. Futuro: Mijn vader gaat een cadeau kopen.
5. Presente: ik ga naar de supermarkt.
6. Presente: We gaan naar de les.
In de futuro heb je altijd een vorm van het werkwoord ir + a + een heel werkwoord.


Slide 8 - Slide

RESPUESTAS (antwoorden), p.29-30
Ejercicio 11a
mondeling bespreken

Ejercicio 11b
  1. Voy a vivir
  2. Vamos a hablar
  3. Va a escuchar
  4. Va a llevar
  5. Van a comer
  6. Vais a comprar
In de futuro heb je altijd een vorm van het werkwoord ir + a + een heel werkwoord.


Slide 9 - Slide

Gramática: repaso + practicar
1. Presente perfecto (verleden tijd o.v.t.)
HACER: Voc. p. 23 oef 14a

2. Futuro inmediato (toekomende tijd), ‘ir a + hele werkwoord’ 
HACER: 
  • voc. p.31 oef 10bc 

¿TERMINADO (klaar)? Hacer: TB p. 84 oef 4 (perfecto) + voc. p. 30 oef 28 (futuro) 
timer
5:00

Slide 10 - Slide

Evt. Valladolid
Valladolid (kijk en luister)
TB p.87 + voc. p. 36

Slide 11 - Slide

Werken aan PO: Landenopdracht 
  1. Lees de opdracht op classroom.
  2. Je werkt als tweetal (tweetallen staan op classroom).
  3. Je gaat op 30 mei presenteren in groepjes, aan een ander groepje. 
  4. Je vraagt iemand om tijdens je presentatie een filmpje te maken op jouw telefoon. Je levert het filmpje in op classroom, per tweetal. Je levert ook je powerpoint en tekst in.
  5. Je geeft de andere groepjes feedback en een cijfer. De docent beoordeelt ook. 
  6. De opdracht is voor een cijfer dat meetelt.

Slide 12 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?
Noteer 3 concrete voorbeelden van Spaanse woorden, grammatica, landenkennis etc.

Slide 13 - Open question

Deberes para la próxima clase
hacer: 
Voorbereiden landenopdracht. Tijdens de les ga je in groepjes presenteren.

Slide 14 - Slide

Einde....

Slide 15 - Slide

Toekomende tijd, gram. nr. 38
Presente: Ik ga naar het strand = ik ga + naar + plaats
Spaans: (Yo) voy + a + la playa
 
Futuro inmediato: Ik ga werken = ik ga + hele werkwoord
Spaans: (Yo) voy + a + trabajar

In dit laatste voorbeeld gaat het om de toekomende tijd 'futuro inmediato'. Het Spaanse woordje 'a' wordt niet vertaald naar het Nederlands. 

Hoe maak je de futuro? Je vervoegt het werkwoord 'ir' (=gaan) in de juiste persoon. Daarna 'a', daarna het hele werkwoord. Yo voy a trabajar, tú vas a trabajar, etc.




Slide 16 - Slide

Toekomende tijd (2)
Zinsvolgorde: 
  1. Houd de werkwoorden bij elkaar!
  2. Heeft de zin een tijdsaanduiding (bijv. mañana)? Dan komt die helemaal vooraan of achteraan. Ejemplo: Mañana voy a comprar un teléfono . (Morgen ga ik een telefoon kopen)

Ken je de vervoegingen van 'ir' (= gaan) nog? -> Herhalen en leren.



Slide 17 - Slide

Vervolg: trappen van vergelijking

Hoe was het ook al weer?
> Herhaling van de uitleg op de volgende slides 

7 minutos individual
maken voc. p. 17 oefening 28c + p.18 oefening 29
timer
7:00

Slide 18 - Slide

Overtreffende trappen in het Spaans
Stellende trap:          Jan is net zo groot als Ana.
                                         Juan es tan grande como Ana
Vergrotende trap:   Jan is groter dan Ana.
                                         Juan es más grande que Ana
                                OF   Jan is minder groot dan Ana.
                                         Juan es menos grande que Ana
Overtreffende trap: Jan is de kleinste
                                          Juan es el más pequeño.


Dus: welke Spaanse woorden gebruik je hiervoor? 

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Deze hoef je alleen passief te kennen, niet zelf te maken

Slide 22 - Slide

Verleden tijd:  Presente perfecto (= pretérito perfecto)  
3 minutos individual
- Bekijk de volgende afbeelding
- Wat is de regel denk je?
- Uitleg in gram. nr. 36-37


Tip: Kijk naar:
Gram. nr. 36-37 (regelm + onregelm)

Slide 23 - Slide

Explicación en vídeo
Uitleg op vídeo. Kijk het filmpje.

MAAK HIERVAN AANTEKENINGEN IN JE SCHRIFT!

Kun je nu zelf uitleggen hoe de verleden tijd wordt gevormd? Probeer het.

Vraag evt. aan de docente extra uitleg, of kijk naar: Gram. nr. 36-37 (regelm + onregelm)

Slide 24 - Slide

Antwoorden voc. p.18-19
voc. p.18 oef 28c
  1. Soy más/menos alto/a que tú.
  2. Soy mayor/menor que tú.
  3. Soy mejor/peor en Matemáticas que tú.

voc. p.19 oef 29
  1. Pablo es más amable/simpático que Javier.
  2. Mi padre es más tranquilo que mi madre.
  3. Los pantalones son tan caros como los jerseys.
  4. Nuestro instituto es más pequeño que la universidad/Nuestra escuela es más pequeña que..
  5. Tu hermano es más gracioso que tu hermana.

Slide 25 - Slide

Antwoorden voc. p.20 oef 11bc
  1. has visitado (je hebt bezocht)                   - visitar - bezoeken
  2. he hecho (ik heb gedaan)                             - hacer - doen
  3. he conocido (ik heb leren kennen)           - conocer - kennen, leren kennen
  4. ha dicho (hij heeft gezegd)                          - decir - zeggen
  5. he surfeado (ik heb gesurfd)                       - surfear - surfen
  6. he visto (ik heb gezien)                                   - ver - zien
  7. he buscado (ik heb gezocht)                       - buscar - zoeken
  8. han encontrado (ze hebben gevonden) - encontrar - vinden
  9. han escrito (ze hebben geschreven)        - escribir - schrijven

VRAAG: welke werkwoorden zijn onregelmatig?

Slide 26 - Slide

Info H6, Periode 3+4
 Toetsstof H6 (onder voorbehoud vooralsnog)
  • Vocab. 6.1 t/m 6.5; 
  • Frase clave p.6-7; 
  • Grammatica: 
- nr. 11 betrekkelijk vnw; 
- nr. 15ab trappen van vergelijking; 
- nr. 30-31 ser-estar-hay; 
- nr. 35 presente; 
- nr. 36-37 presente perfecto, ook onregelmatig; 
- nr. 38 futuro inmediato ir a + inf; 
- getallen TB p.97 (1-100 in beide richtingen, grotere getallen allen S-N)

Slide 27 - Slide