Taal thema 5 opening
1 / 11
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Het advies
A
De raad, de tip
B
Mes, vork en lepel
C
Een automerk
D
Meteen zeggen wat je denkt.
Slide 2 - Quiz
Geen blad voor de mond nemen
A
Lang wachten met iets zeggen
B
Meteen zeggen wat je ergens van denkt.
Slide 3 - Quiz
De inhoud
A
Wat ergens in zit of wat je erin kunt doen.
B
Alles wat in de tekst staat.
C
De lengte in meters.
Slide 4 - Quiz
De mening
A
Iets dat altijd zo is.
B
Hoe je ergens over denkt, wat je ergens van vindt.
Slide 5 - Quiz
Iemand naar de mond praten
A
Zeggen wat iemand graag hoort volgens jou
B
Zeggen wat je zelf wilt zeggen.
Slide 6 - Quiz
Ergens oren naar hebben
A
Ergens goed naar luisteren.
B
Ergens geen zin in hebben.
C
Ergens wel zin in hebben.
D
Ergens naartoe gaan.
Slide 7 - Quiz
In de puree zitten
A
Grote problemen hebben.
B
In de aardappelpuree gevallen.
C
Hele erge buikpijn hebben.
D
Goede resultaten gehaald op een toets.
Slide 8 - Quiz
In het water vallen
A
Mislukken of niet doorgaan.
B
In de sloot gevallen
Slide 9 - Quiz
Ergens geen woorden voor hebben.
A
Stomverbaasd zijn
B
Verdrietig zijn
C
Blij zijn
D
Boos zijn
